Stad voor iedereen

Betonbos: de vrijplaats als spiegel voor de stad

Tekst:
Leestijd: .

Op Betonbos, een gekraakt terrein dichtbij de Groninger binnenstad, leeft al vijftien jaar een hechte groep bewoners. Maar hoe lang nog? Jorrit Albers sprak met socioloog en publicist Eric Duivenvoorden over de waarde die een plek als Betonbos voor een stad heeft. Waarom is een vrijplaatsencultuur belangrijk, maar is het tegelijk moeilijk om die vrijplaatsen in stand te houden?

Langs het Eemskanaal, aan de oostzijde van de Groningse binnenstad, ligt een bijzonder stukje stad. Het lijkt haast vergeten door de rest. Je vindt er onder meer woonschepen, een sociale werkplaats, slaapschepen voor asielzoekers – en Betonbos. Onlangs werd bekend dat de Eemskanaalzone de komende jaren definitief getransformeerd gaat worden tot een nieuwe stadswijk.

Groningen ontwikkelt zich, zoals elke stad, onophoudelijk. Er moeten veel woningen bij, dat gaat voor een groot deel binnen de bestaande stad gebeuren. Daarbij blijft steeds minder plek over voor alternatieve vormen van wonen of werken. Vrijplaatsen en rafelrandjes delven het onderspit.

Bron voor alternatieve cultuur

Een vrijplaats is een plek waar je niet aan alle regels hoeft te voldoen. Waar mensen hun eigen normen en waarden naleven. Door dat karakter komen er vaak alternatieve culturele en maatschappelijke initiatieven tot bloei, die op andere plekken niet hadden kunnen ontstaan. Vrijplaatsen zijn een belangrijke bron voor de alternatieve cultuur in een stad.

Betonbos, gelegen tussen Eemskanaal en Damsterdiep, is zo’n vrijplaats. Net als veel andere is hij ontstaan vanuit de kraakbeweging. Betonbos is een autonome gemeenschap waar mensen in omgebouwde schaftketen, tuinhuisjes, bussen en caravans wonen, omgeven door natuur. En dat op nog geen kilometer van de binnenstad.

Volgens socioloog en publicist Eric Duivenvoorden, kraak- en vrijplaatsencultuurkenner van het eerste uur, nemen bewoners van plekken als Betonbos nog explicieter afstand van de samenleving dan de meeste andere krakers: ‘Waar kraakpanden nog grotendeels geïntegreerd zijn in de stedelijke cultuur, is dat met vrijplaatsen anders. Die ontstaan juist als tegenwicht tegen de normale cultuur. De behoefte om anders te zijn en anders te wonen is een van de belangrijkste drijfveren achter vrijplaatsen. Zodra je te veel binnen de gebaande paden gaat lopen, heb je er weinig meer te zoeken.’  

Still uit de mini-docu 'Betonbos: wonen in de tussentijd' // Ewout Zwaagman

Wat maakt vrijplaatsen als Betonbos bijzonder?

‘Vrijplaatsen zijn interessant voor een stad, omdat ze die laten zien in spiegelbeeld. Wat op een vrijplaats gebeurt staat recht tegenover wat in onze geregelde samenleving wordt geaccepteerd. Er worden per definitie regels gebroken, simpelweg omdat er andere regels zijn. Deze plekken zijn voor een groot deel experimenteerterrein. Ze worden gecreëerd om je af te zetten tegen wat er is: niet alleen de heersende normen en waarden, maar ook de regelcultuur, verordeningen of de reguliere kunst- en cultuurwereld.

‘Door tegengeluiden kan een stad blijven veranderen en vervalt ze niet in een soort zelfgenoegzaamheid’

‘Vanuit vrijplaatsen worden vaak initiatieven uit de stad ondersteund, zoals volkskeukens, weggeefwinkels, of initiatieven voor vluchtelingen. Dat hoort ook bij de cultuur. Dat je jezelf niet isoleert van de samenleving, maar daar heel bewust op een andere manier een bijdrage aan levert en volgens een eigen idealisme dingen probeert te veranderen.’

Hoe zou een stad eruitzien zonder dit soort plekken?

‘Voor de stedelijke ontwikkeling en dynamiek is het verdwijnen van vrijplaatsen een gemis. Het is goed om jezelf als stad af en toe een spiegel voor te houden. Vrijplaatsen zijn een vorm van protest en verzetscultuur, die past bij een gereguleerde stedelijke omgeving en een democratie. Je ziet dat de Black Lives Matter-beweging, die al een tijdje bestaat, in de Bijlmer en Amsterdam-Zuidoost sterk in opkomst is. Dat is ook een voorbeeld van een nieuwe stedelijke cultuur. Het is voor een stedelijke gemeenschap belangrijk dat dit soort tegengeluiden kunnen overleven en floreren. Zo kan een stad blijven veranderen en vervalt ze niet in een soort zelfgenoegzaamheid.’

Zal zonder tegengeluid de dynamiek in een stad verdwijnen?

‘De dynamiek blijft, maar het gaat erom waar de stad zich naartoe beweegt. Wanneer je dat de vrije loop laat, blijf je het geld en het eigendomsrecht centraal stellen. De geschiedenis heeft laten zien dat dat niet altijd goed gaat. In Amsterdam gebeurt het met het toerisme. Op het moment dat je daar niks aan doet, zijn bestuurders niet in staat om het steeds meer geld willen verdienen in te dammen. Daar moet je constant bovenop zitten.

‘Op sommige zaken moet je gewezen worden door mensen die anders denken. Dat zie je ook met het racismedebat op diverse locaties in het land. Zo’n beweging die van zich laat horen kan een stad bijsturen als ze de verkeerde kant op beweegt.’

Still uit de mini-docu 'Betonbos: wonen in de tussentijd' // Ewout Zwaagman

Kunnen we als stad niet meer doen om dit soort plekken te behouden?

‘Plekken als deze bevinden zich per definitie buiten de bestaande kaders. In onze huidige maatschappij is het bijna onmogelijk om zulke plaatsen binnen de kaders te trekken, en dan te verwachten dat ze overleven. Zelfs als politici welwillend zijn, stuit je op de grenzen van de rechtsstaat. Dat zag je bijvoorbeeld bij ADM, een voormalige vrijhaven in het Amsterdamse Westelijk Havengebied. Het eigendomsconcept staat nog steeds centraal, dat maakt het lastig dit soort plekken tegen uitsterven te beschermen.

‘Als je niet binnen de kaders past, is het onmogelijk om je plek te handhaven. Daar kunnen lokale politici vaak ook niets aan doen. Ze kunnen met veel kunst- en vliegwerk proberen tijdelijke oplossingen te vinden of het gebied aankopen, zodat het ‘gemeenschapsbezit’ wordt. Vaak is dat echter veel te duur, nog los van de andere problemen die daarbij aan de oppervlakte komen.’

Op welke problemen doel je? Gaat het om het uitdrukken van maatschappelijke waarde in geld?

‘Niet alleen de maatschappelijke waarde van een plek is belangrijk, maar ook wat je doet als overheid. Je trekt mensen die ervoor kiezen om buiten de maatschappij te leven ineens naar binnen. Dat betekent dat zo’n hele gemeenschap plotseling volgens andere regels moet gaan leven –  bijvoorbeeld doordat ze een vergoeding moet gaan betalen voor het gebruik van de grond.

‘Vanaf het moment dat de overheid zich ermee gaat bemoeien, raak je per definitie vrijheid kwijt. En daarmee de essentie van een vrijplaats. Dat is de reden dat zo’n gemeenschap zich de overheid zo lang mogelijk van het lijf probeert te houden. Tot het echt niet langer gaat. Dan wordt met pijn en moeite naar andere oplossingen gezocht, die vaak voor een groot deel van een gemeenschap niet werken. Uiteindelijk valt zo’n groep uit elkaar. Dat is al vijftig jaar het tragische lot van zulke vrijplaatsen. Ze komen op, floreren en gaan ten onder. Veel van deze gemeenschappen komen op andere plekken terug, maar ze worden steeds meer buiten het zicht van de samenleving geplaatst. Daardoor raken ze meer en meer geïsoleerd.’

Dus eigenlijk is er niks tegen deze ontwikkeling te doen?

‘Je kunt zeggen dat het per definitie onmogelijk is er iets aan te doen. Zodra het binnen de kaders valt, haal je de charme ervan en dynamiek erachter weg. Sommige groepen kiezen ervoor zelf het initiatief te nemen om een gebouw of grond aan te kopen. Dan heb je meer kans om als gemeenschap overeind te blijven en die dynamiek te behouden. Je kunt autonoom blijven.’

Kun je als stad geen locaties aanwijzen voor vrijplaatsen?

‘Ik denk dat je daar ook heel voorzichtig mee moet zijn. In Amsterdam wordt nu gekeken naar mogelijkheden om dat te doen. Ze proberen voor wat er over is van de ADM-gemeenschap een permanente oplossing te regelen. Zelf ben ik ben daar erg sceptisch over. Of dat überhaupt kan, maar ook of het de bedoeling is. Zou je niet gewoon moeten zeggen: “Jongens, we hebben het geprobeerd, maar de enige mogelijkheid is om het terrein aan te kopen. We kunnen niet verantwoorden dat we voor jullie zoveel geld uit zouden geven. Succes, en begin op een andere plek maar opnieuw.” Het is voor de overheid heel moeilijk om vrijplaatsen niet te tolereren. Maar het zorgt ook voor scheve gezichten in de samenleving. Waarom wordt bijvoorbeeld Betonbos ondersteund en een andere plek niet?

‘Het is bijna onmogelijk om vrijplaatsen binnen de kaders te trekken en dan te verwachten dat ze overleven’

‘De geschiedenis heeft geleerd dat af en toe op nieuw beginnen voor zo’n groep helemaal niet slecht is. Over het algemeen is het voor de interne verhoudingen goed dat het op een gegeven moment ergens ophoudt en op een andere plek weer door kan gaan. Maar dan met frisse energie, met andere structuren of aangevuld met andere mensen. Dat zo’n gemeenschap opnieuw iets van de grond kan trekken.

‘Ik ben geen voorstander van het koste wat kost behouden van vrijplaatsen. Zo lang het gaat, gaat het goed. Het hoort bij die vrijplaatsencultuur dat je daarna ergens anders begint. Of vanuit zo’n positie iets nieuws voor elkaar probeert te krijgen. Dan moet je niet alleen vasthouden aan wat je hebt. Je weet vanaf het eerste moment dat je niet voor de eeuwigheid op een plek kan blijven, dat maakt de mensen in zo’n cultuur ook heel sterk en vindingrijk.’

Still uit de mini-docu 'Betonbos: wonen in de tussentijd' // Ewout Zwaagman

Zijn er alternatieven om deze cultuur in je stad te houden?

‘Je ziet steeds vaker dat mensen proberen zelf woonprojecten van de grond te krijgen, in een niet-geïnstitutionaliseerde vorm, maar waarbij ze wel zelf eigenaar worden. Dat kan in de vorm van een wooncoöperatie of door samen een pand te kopen. Het is ook in de wet- en regelgeving makkelijker geworden om zelf een kleine coöperatie te starten. Dat is een interessante vorm om de kraakcultuur van vroeger voort te zetten. Alleen is dat natuurlijk niet voor iedereen weggelegd. Het veronderstelt bijvoorbeeld wel dat je genoeg geld verdient. Dat betekent dat je minstens met één been in de samenleving meedraait. Voor een hoop mensen op vrijplaatsen is dat niet de realiteit.

‘Als de overheid ergens instapt, zie je vaak dat dingen hun charme verliezen. Dan kun je het beter zelf in de hand houden. Dat hebben we ook geprobeerd bij de Amsterdamse broedplaatsen. Met het beleid was niks mis, maar de plekken waren tijdelijk en moesten voldoen aan allerlei wet- en regelgeving. In de praktijk komt het erop neer dat je vaak alleen als een soort placemaker wordt gebruikt voor toekomstige gebiedsontwikkeling. Die ervaringen hebben er na verloop van tijd toe geleid dat mensen zelf aan zo’n project beginnen, om er van A tot Z zeggenschap over te hebben. Ze zijn die rol van placemaker terecht een beetje zat.’ 

Is de wetenschap dat het altijd tijdelijk is ook iets dat de vrijplaatsencultuur voedt?

‘Ja, ik denk dat het bewustzijn ook kracht kan geven. Je haalt eruit wat erin zit. En je bent al bezig met wat je hierna zou kunnen gaan doen. Dat betekent niet dat je je als een mak schaap moet laten ontruimen – er zijn wel degelijk allerlei dingen tegenin te brengen. Niet vanuit een houding van ‘we zijn zo belangrijk, niemand mag aan ons komen en we moeten hier altijd blijven’, dat is de verkeerde insteek. Dan hou je je niet vast aan de vrijplaatsencultuur, maar aan een locatie. Vaak zie je dan ook dat het eigenbelang op de voorgrond komt.’

Dus om vrijplaatsen of een tegencultuur in stand te houden, moet die vernieuwing er juist zo af en toe zijn?

‘Zeker! Die botsing zorgt ook voor een energieke en uitdagende periode voor die vrijplaats zelf, omdat de gemeenschap op de proef wordt gesteld. “Wat gaan we hieraan doen? Hebben we nog genoeg kracht om ons hiertegen te verzetten? Wat zijn onze argumenten?” Dat is vaak een hele interessante periode, die je meestal ook al langer ziet aankomen. Dikwijls gaan daar al twee of drie jaar aan vooraf. Dat zal ook bij het Betonbos het geval zijn.

‘Een gedwongen verhuizing daagt vrijplaatsbewoners uit om te kijken waar ze staan, wat de stad aan ze heeft en in hoeverre ze zich daar hard voor willen maken’

‘Op een gegeven moment blijk je je te bevinden op een terrein dat, op wat voor manier dan ook, voor andere behoeften van de stad nodig is. Waar allerlei mensen op een bepaalde manier op zitten te wachten. Dan moet je van goeden huize komen om vol te kunnen houden dat deze plek voor jou moet zijn en ze er niet aan mogen komen. Het gaat niet om vandaag of morgen, maar het daagt zo’n vrijplaats uit om te kijken waar ze staan, wat de stad aan ze heeft en in hoeverre ze zich daar hard voor willen maken.’

Wat zou Groningen kunnen doen voor zijn vrijplaatsencultuur?

‘Bij ADM was de politiek wel bereid om de vrijhaven te behouden, maar was het vanwege verordeningen niet mogelijk om de gemeenschap op die plek te laten blijven. Dat is de reden waarom de plek niet meteen ontruimd is en waarom ze een alternatief toegewezen gekregen hebben. Als een gemeenschap zich gedurende een aantal jaar bewezen heeft, zie je vaak dat ze de gelegenheid krijgt om zich op een andere plek te kunnen vestigen. Niemand is erbij gebaat dat zo’n groep helemaal uit elkaar valt en van de kaart geveegd wordt.

‘Een nieuwe plek zorgt ervoor dat mensen naar de toekomst kunnen kijken. Een gemeente kan daarin faciliteren door bijvoorbeeld op zoek te gaan naar een stukje land of ergens voorzieningen aan te brengen. Dat is wat hier in Amsterdam gebeurt en dat zou met Betonbos misschien ook kunnen.’

Still uit de mini-docu 'Betonbos: wonen in de tussentijd' // Ewout Zwaagman

Zelfs als je alles op een nieuwe plek exact hetzelfde opbouwt, is de plek veranderd en de context anders geworden. Betonbos staat hoe dan ook aan de vooravond van een grote verandering.

‘Die verandering kan heel abrupt zijn, wanneer je iedereen de straat op jaagt. Maar je kunt dat ook begeleiden en faciliteren, zonder dat je daarbij allerlei garanties geeft over het hoe en wat van die nieuwe plek.’

Bij een vrijplaats die dreigt te verdwijnen kun je als stad faciliteren, maar eigenlijk is het beter voor de cultuur dat je dit niet doet door grond aan te kopen. Eigenlijk zou je een gemeenschap dus moeten begeleiden, maar daarbij niet moeten vasthouden aan een plek?

‘Ja, al lijkt dat wat tegenstrijdig. Want je wilt als stad eigenlijk wel dat er een vrijplaats is. In Kopenhagen heb je Christiania, dat tegen het centrum ligt, voor de stadsmuur. Dat is inmiddels verworden tot een soort pretpark voor de alternatieve cultuur. Uiteindelijk denk ik dat het voor de overleving van de cultuur en de dynamiek erachter veel beter is wanneer een vrijplaats af en toe verplaatst wordt en de samenstelling van de gemeenschappen soms verschuift. Zo krijgen ook nieuwe generaties en mensen de gelegenheid om op die plekken iets te doen en er iets over te zeggen. Dus laat het vooral rouleren.’

Eric Duivenvoorden is socioloog, filosoof en publicist. In 1991 richtte hij het Staatsarchief op, met daarin materiaal over de Nederlandse kraak- en actiebeweging. Hij begeleidde vanaf de start het Broedplaatsenbeleid in Amsterdam. Momenteel werkt Duivenvoorden aan Broedplaats de Hoop, in een voormalige kartonfabriek.