De klippen en kansen van een nieuwe Oosterpoort
Over de locatie van een nieuw te bouwen Oosterpoort wordt druk gespeculeerd. Maar hebben we eigenlijk wel een nieuw cultuurcentrum nodig? En als dat al zo is, kiezen we dan voor de moeilijke of de makkelijke weg? Over spijt, durf, jeuk en ambitie.
Groningen krijgt een nieuwe Oosterpoort. Tenminste, dat is de bedoeling. Het huidige cultuurcentrum zou verouderd zijn.
‘Ondanks de nu goede akoestiek knelt en wrikt het in De Oosterpoort’, lezen we op de site van SPOT Groningen, de organisatie achter De Oosterpoort en de Stadsschouwburg. ‘De druk op de zalen is enorm en er is nauwelijks ruimte in de agenda om alle belangwekkende artiesten een plek te bieden.’
Het college van B&W stelt: ‘Het einde van de levensduur van de bestaande huisvesting is in zicht; de onderhoudskosten worden steeds hoger en het gebouw is te krap bemeten om in te kunnen spelen op kansen in de markt.’ Bovendien zou de buurt overlast ervaren van geluid en vrachtwagens. SPOT voegt hier nog aan toe dat Groningen met de plannen voor een nieuw muziekcentrum de kans heeft om ‘haar positie als popstad te bestendigen.’
Met alle respect: de argumentatie is wat wankel.
Kunst, cultuur en ‘de markt’
Achterstallig onderhoud, het einde van de levensduur: zoiets zouden we nou nooit zeggen over de Stadsschouwburg. Of het Concertgebouw. Of het recent prachtig verbouwde Musis Sacrum in Arnhem. Die gebouwen hebben we in ons collectieve geheugen gesloten. Dat zijn monumenten. Daar is het niet erg als grote vrachtwagens af en toe komen laden en lossen, de buurt ‘overlast’ ervaart of de onderhoudskosten uit de klauwen lopen.
En ach, dat die monumenten te krap bemeten zijn: dat is toch de charme! We verbouwen ze gewoon, zoals in Arnhem recent overtuigend gebeurde. Of we bouwen elders wat nieuws: een zaal met een eigen karakter, aanvullend op die culturele monumenten.

Arnhem, Musis Sacrum // Ontwerp: Frits van Dongen // Foto: fritsvandongen.nl
En hoe zit het met ‘de kansen van de markt’? Door dat soort (bij)zinnen ontstaat bij mij altijd wat lichte jeuk, die neigt naar irritatie.
Welke markt? Wat voor aanbod? Worden kunst en cultuur nu ook al gedirigeerd door de markt? Moet een cultuurcentrum niet veel meer zijn dan een zalenfaciliteit met horeca die ruimte geeft aan ‘de markt’?
En hoe zit dat met die ‘popstad-ambitie’? Een stad als Groningen verdient toch (ook) gewoon een fantastische en inspirerende klassieke zaal; een zaal met karakter waar je met plezier naartoe gaat? Hoezo, Groningen popstad!?
Vergelijkbare jeuk kreeg ik nadat SPOT – zoals gezegd de organisatie achter De Oosterpoort en de Stadsschouwburg – besloot om voortaan op de voorgrond te treden.
Even dacht ik dat er ergens in de stad ongemerkt al een nieuw theater verrezen was, toen ik in mei 2019 een potpourri aan artiesten voorbij zag komen die allemaal bleken te spelen in SPOT Groningen. Maar SPOT staat nergens. Het is geen ‘spot’, maar een holle marketingnaam voor een handvol prachtige podia met elk een geweldig eigen profiel. Waaronder, bijvoorbeeld, De Oosterpoort.
SPOT is een devaluatie van wat Groningen te bieden heeft. Een onbegrijpelijke zet, gebaseerd op een door marketing ingegeven gedachtegoed dat op veel andere plekken al zwaar verouderd is. Maar dit geheel terzijde.
Bijzondere sfeer en structuur
Klaarblijkelijk is De Oosterpoort ons dus te min. En dat is best jammer. Want zo slecht is het door Marius Duintjer ontworpen gebouw niet. Sterker, het is een heel mooi voorbeeld van een cultuurcentrum uit de jaren zeventig. Veel betere zijn er eigenlijk niet (meer) in Nederland.
En dan heb ik het niet over de huidige – nogal ongelukkige – gevel, die in de jaren negentig tegen het gebouw is geplakt, maar over de bijzondere sfeer en structuur die erachter zit. Het cultuurcentrum is een karaktervolle plek met als klapstuk een geweldige grote zaal. In het in 1973 geopende gebouw heeft men alle moeite gedaan om er de beroemde akoestiek van De Harmonie te benaderen. En met succes.
Voor wie denkt: De Harmonie… wat was dat ook alweer? Is dat niet het onderkomen van de Letterenfaculteit van de RUG?
Op het gebied van het slopen van karaktervolle cultuurgebouwen heeft Groningen een eer hoog te houden
De Harmonie was de voorloper van de Oosterpoort. Het gebouw, inderdaad ooit staand op de plek waar zich nu de Letterenfaculteit bevindt, werd in 1973 ondanks stevig protest grotendeels gesloopt. Achterstallig onderhoud was destijds (ook) een belangrijk motief. De gevel aan de Oude Kijk in ’t Jatstraat herinnert er nog aan.
Op het gebied van het slopen van karaktervolle cultuurgebouwen heeft Groningen dus een eer hoog te houden. Met dit verschil dat we de uit 1856 stammende Harmonie ruim een eeuw de tijd gaven om onderdeel te worden van het geheugen van de stad. Met de geplande sloop in 2027 nemen we van De Oosterpoort een stuk sneller afscheid. En dat zou doodzonde zijn.

Sociëteit De Harmonie (1856) in 1905, Oude Kijk in 't Jatstraat // Foto: Beeldbank Groningen
Een gebouw om verliefd op te worden
Tot zover het zuur.
Laten we voor het gemak aannemen dat de sloop en nieuwbouw van het cultuurcentrum echt nodig is. De Oosterpoort zit aan het eind van z’n levensduur. De buren hebben overlast. Het is weggegooid geld om de boel fatsoenlijk te onderhouden. En de markt: daar hebben we potverdrie gewoon naar te luisteren.
We gaan mee in de rat race van de culturele economie. In de slipstream van het Forum gaan we naar een nieuw cultuurcentrum voor Popstad Groningen!
Natuurlijk is dat een fantastische opgave. En nee, daar zit geen ironie in, hoe twijfelachtig de motieven achter de vervanging van De Oosterpoort wellicht ook zijn. Maar als het dan moet, laten we het dan ook gewoon héél goed doen: met een gezonde dosis lef en op een manier waarop de stad er volop van profiteert. Niet alleen nu, maar ook in de toekomst.
Allereerst moet het dan om veel meer gaan dan alleen het bouwen van een culturele faciliteit. Zorg voor een gebouw met een ziel: een gebouw waar we verliefd op kunnen worden. Een gebouw dat beter is dan de huidige Oosterpoort en de oude Harmonie bij elkaar. Durf en ambitie: laat dat voorop staan.
De Ruimtelijke Verkenning Nieuw Muziekcentrum Groningen van juni 2018 geeft wat dat betreft alvast inzicht in de het gebouwprogramma. De verkenning spreekt over een minimale en een maximale variant.
De minimale variant is gebaseerd op de huidige Oosterpoort. Dat betekent een klassieke zaal (1150 zitplaatsen en 1800 zit- en staplaatsen), een multifunctionele kleine zaal (450 zitplaatsen, 750 zit- en staplaatsen) en een multifunctionele ‘binnenzaal’ (250 sta- en 150 zitplaatsen). De maximumvariant gaat uit van een iets andere configuratie van het bovenstaande en voegt daar nog een forse popzaal aan toe, schaalbaar tot 3000 staplaatsen.
Op grond van het gebouwprogramma worden vervolgens verschillende varianten verkend, elk met een andere footprint. Ook wordt ingegaan op de schaal en inpassing van de varianten. Ze worden toegepast op vijftien mogelijke locaties die aan de hand van een set criteria geclassificeerd worden als ‘kansrijk’, ‘minder kansrijk’ en ‘niet kansrijk’.

De Oosterpoort, Grote Zaal, 1974 // Foto: Frank Straatemeier, Groninger Archieven
Uitgesmeerd programma geeft de stad een boost
Op het eerste gezicht biedt de ruimtelijke verkenning een goed overzicht van de kansen en mogelijkheden. Maar hoe gedegen is het onderzoek?
Wat zijn de uitgangspunten geweest? Hoe zwaar tellen de criteria? Wie maakte de criteria? Zijn vooraf wel de juiste vragen gesteld? Zit er voldoende durf in? En ook niet onbelangrijk: mist er niet een scenario?
Want waarom moet het per se één nieuw gebouw worden? Vanuit het oogpunt van beheer – en het idee dat je podium een ‘culturele faciliteit’ is – is het samenbrengen van alle functies begrijpelijk. Maar denkend vanuit de stad en de creatie van podia met een sterk eigen karakter is het misschien helemaal niet gek om het programma te verdelen, dan wel ‘uit te smeren’ over meerdere locaties. Je zou dat scenario tenminste kunnen onderzoeken.
Het verspreiden van functies kan helpen om locaties in de bestaande stad programmatisch te versterken
Met zo’n uitgesmeerd programma zouden meerdere plekken in de stad een boost kunnen krijgen.
In het licht van een al groeiende stad is het verspreiden van functies alleen maar goed. Het brengt loop en reuring op verschillende plekken. Het kan helpen om locaties in de bestaande stad programmatisch te versterken. Het kan zorgen voor het behoud van waarden of het spreekwoordelijk wakker kussen van plekken die beter verdienen.
Doordenkend op dit scenario zou de zo gewenste popzaal die Groningen op dit gebied op de kaart moet zetten dan prima los kunnen staan van de rest. En wellicht zouden we zelfs (delen van) de bestaande Oosterpoort overeind kunnen houden: De Oosterpoort mét die prachtige zaal. Het is maar een gedachte.
Wat zijn de ‘kansrijke locaties’? En waarom?
Dan de plek. Zoals aangegeven benoemt de ruimtelijke verkenning vijftien potentiële locaties voor nieuwbouw. Twee daarvan worden aangemerkt als ‘meer kansrijk’: Stationsgebied Zuid en de Vrydemalaan, op de plek van het tot DOT omgedoopte Infoversum.
Vijf locaties zijn ‘minder kansrijk’: de Eemskanaalzone ten oosten en westen van de Berlagebrug; de Eemskanaalzone Containerterminal; het Suikerterrein; Stationsgebied Noord en de plek van de huidige Oosterpoort. Alle andere locaties acht de verkenning niet kansrijk. Hieronder bevinden zich de noordwand van de Grote Markt; drie locaties op of nabij het Europapark; bedrijventerrein Hoendiep; het Sontplein en Vinkhuizen-Zuid.
Opvallend is dat kansrijke locaties vooral gewaardeerd worden vanwege de nabijheid van de binnenstad en hun mogelijke impuls voor ondernemerschap door de toestroom van publiek en artiesten. Het gaat in de verkenning veel over de loopafstand ten opzichte van hotels en de verdienkansen van de horeca.
Ook blijkt dat Eurosonic Noorderslag (ESNS) wel een hele dikke vinger in de SPOT-pap heeft. Bij iedere locatie wordt de ESNS-kaart gespeeld. Daarbij wordt het gros van de locaties afgedaan als ‘slecht voor ESNS’. Je zou haast denken dat de wensen van ‘Popstad Groningen’ – of de angst ESNS te verliezen aan een andere stad – de eigenlijke reden zijn achter de nieuwbouwplannen. Mocht dat zo zijn, dan is dat kwalijk.
De huidige Oosterpoort is immers zo veel meer dan een paar dagen ESNS – overigens een fantastisch festival, dat bij mijn weten vooral plaatsvindt in de binnenstad en niet in De Oosterpoort (en ja, ik ben bekend met de EBBA Awards, de conferentie en ‘Noorderslagzaterdag’: het jaarlijkse feestje voor de Nederlandse popmuziek).
Multipolaire stad
Eigenlijk wilde ik niet klagen. Mens erger je niet, maar verbaast u slechts! Maar mag er alsjeblieft wat peper in die locatiestudies? Mogen we wat verder kijken dan horeca-omzetten, hotels en loopafstanden? Mag het wat meer dan dat ouderwetse marketingdenken?
Kunnen we eens voorbij die binnenstad kijken en het project ‘nieuwbouw cultuurcentrum’ beschouwen binnen de context van de gehele stad? En kunnen we ook iets nuchterder naar de impact van een cultuurcentrum kijken? Natuurlijk zorgen zulke gebouwen voor reuring, maar vrijwel nooit 24/7.
Veelal komen ze pas ’s avonds tot leven. Overdag zijn de deuren doorgaans gesloten. En welk aandeel van het publiek duikt na de voorstelling nog de binnenstad in of doet vooraf een dagje Groningen? Ik ken de cijfers niet, maar mijn vermoeden is dat dit percentage niet erg hoog ligt.
Mogen we wat verder kijken dan horeca-omzetten, hotels en loopafstanden?
En alsjeblieft… mag het wat minder provinciaals? Groningen is een stad die snel naar 250.000 inwoners toe groeit. Eén ‘binnenstad’ is nu al veel te weinig. Het is de hoogste tijd om groter te denken: multipolair. En dan is twee kilometer lopen of fietsen naar je hotel vanaf ‘minder kansrijke locaties’ als – bijvoorbeeld – het Suikerterrein of de Eemskanaalzone echt geen probleem. Zelfs niet als je met je zatte kop van Noorderslag komt.
Zorg voor nieuwe brandpunten van stedelijkheid en gebruik een nieuw muziekcentrum – in welke vorm of configuratie dan ook – als katalysator.
Stationsgebied Zuid de minst gedurfde keuze
Wat mij betreft voegen we een nieuwe waarderingscategorie toe aan de locatiestudies: ‘niet spannend genoeg’. Voor die categorie nomineer ik de Vrydemalaan en Stationsgebied Zuid.
Waarom? Nou, allereerst heeft de omgeving van de Vrydemalaan helemaal geen nieuw muziekcentrum nodig. Het Ebbingekwartier ondergaat al een enorme transformatie. De komst van de Kunstwerf, het nieuwe busstation, de Healthy Ageing Campus, een nieuwe USVA, het University College – echt, dat is meer dan genoeg om er een prachtig en levendig stuk stad van te maken.
Een groot muziekcentrum erbij zorgt op deze plek eerder voor een overconcentratie van culturele voorzieningen. En voor ik het vergeet: ook hier ligt woonbebouwing om de hoek, toch? Gaan die bewoners dan geen last krijgen van geluid en vrachtwagens?
Dan de zuidkant van het station: de locatie die het uiteindelijk natuurlijk gaat worden. Niet omdat het de beste is, maar omdat het de meest voor de hand liggende is. En de minst gedurfde. De ruimtelijke verkenning geeft de plek vier van de vijf sterren (ja ja, de locaties zijn allemaal gerecenseerd).
Natuurlijk zijn er pre’s voor het stationsgebied. Zo is de bereikbaarheid optimaal. Het station – dat binnenkort prachtig verbouwd wordt – ligt op een steenworp afstand. En ook met de door SPOT zo gewenste nabijheid van de binnenstad zit het wel goed. Maar zeg nou zelf, wanneer is in Groningen iets niet nabij?
Is een keuze voor het stationsgebied als locatie voor de nieuwe Oosterpoort niet vooral goed voor ‘het gebouw als culturele faciliteit’? Wat heeft de stad er als geheel aan?

De Oosterpoort in de jaren 70 van de vorige eeuw // Foto: Frank Straatemeier, Groninger Archieven
De verkenning stelt verder dat de locatie Stationsgebied Zuid kansrijk is ‘omdat het goed aansluit op de planning voor de ontwikkeling van het stationsgebied en kansen biedt op een levendig 24/7 stadsdeel aan de zuidzijde van het station.’ Maar heeft het station wel zo’n stuwende kracht nodig?
Wie zich een beetje verdiept in de grote stationsverbouwingen van de afgelopen jaren weet dat stations tegenwoordig hun eigen katalysator zijn. Zo zeer zelfs dat het in veel stationsomgevingen haast te druk is en de transfer in de knel komt. Iedereen wil er zijn en wil er zitten.
In dit licht zou het verstandig zijn om de voorkeurslocatie stationsgebied nog even goed tegen het licht te houden en te profiteren van de kennis die elders in Nederland al is opgedaan.
We onderschatten het Suikerterrein
Maar wat dan? Of vooral: waar dan?
Nou, het terrein van de voormalige Suikerfabriek natuurlijk! De ruimtelijke verkenning geeft deze plek een magere twee sterren. Er is alleen een plus voor ‘de mogelijkheid voor nieuwe concepten’. Verder stelt de verkenning dat ‘de bestaande omgeving nu negatief bijdraagt aan de beleving van het programma’, dat er ‘geen aansluiting is op de binnenstad’ en dat ‘de exploitatiemogelijkheden voor (dag)horeca vooralsnog beperkt zijn’.
En oh, voor we het vergeten: het is natuurlijk 'slecht voor ESNS’. Want: ver weg van de binnenstad en hotels (sorry Mercure Martiniplaza, Apollo Hotel, City Lab Hotel, Van der Valk en Rebel Rebel Hostel…).
Met alle respect: het zijn tijdelijke argumenten, die zich gegarandeerd de komende jaren zullen oplossen. Het Suikerterrein is momenteel misschien wel het meest kansrijke ontwikkelgebied van Groningen. De nabijheid van het Stadspark is interessant. De oude binnenstad is echt maar een klein stukje fietsen: hemelsbreed bedraagt de afstand nog geen twee kilometer.
Het Suikerterrein is momenteel misschien wel het meest kansrijke ontwikkelgebied van Groningen
Het is bovendien de bedoeling dat dit nieuwe stadsdeel een eigen station krijgt. De ring is nabij, dus ook met de auto kun je er makkelijk komen. Er staat een prachtig industrieel gebouw dat als geweldige basis kan dienen voor een nieuwe, zelfstandige popzaal, of zelfs een compleet nieuw cultureel centrum met een eigen smoel, al dan niet gecombineerd met andere functies – mocht je dat al willen.
Een paar jaar geleden werden in het kader van het Groninger Floriade-bid al mooie plannen gemaakt om het terrein volwaardig aan te sluiten op de bestaande stad. Destijds was de afstand tot het centrum overigens geen argument.
Gelukkig houdt de ruimtelijke verkenning de deur op een kier. Want ondanks de magere oogst van twee sterren lees ik in de beoordeling ook dat er kansen gezien worden ‘op het ontstaan van een stedelijke (sic) cultuurcluster, met hergebruik van industrieel erfgoed in combinatie met nieuwbouw op aantrekkelijke zichtlocaties aan het water, als identiteitsdrager en motor voor gebiedsontwikkeling; mogelijke conceptverbreding met nieuwe programma’s en innovatieve gebouwconcepten; er is volop ruimte voor grootschalige gebouwen’.
Ik zou zeggen: minstens drie sterren erbij!
Volwaardig centrum
Kom op Groningen, waarom makkelijk als het ook moeilijk kan? Toon ambitie. Hou op met het spelen van de angstige ESNS-kaart. Laat je niet leiden door holle, ouderwetse en sterk door marktdenken besmette cultuurmarketing.
Zet een goed gebouw, binnen de context van de stedelijke ontwikkeling, voorop. En heb het daarna pas over basale zaken als horeca-omzetten en beheersvraagstukken.
Geef het Suikerterrein een cultureel hart en geef daarmee een zwengel aan het gehele stadsdeel. Bied het gebied rond het huidige zeefgebouw de kans om uit te groeien tot een volwaardig centrum met een heel eigen profiel: een plek waar het ook leuk is om te zijn, annex met de binnenstad.
En tot slot: denk nog even heel goed na over het nut en de noodzaak van de sloop van de huidige Oosterpoort. Bekijk de foto’s van de oude Harmonie nog eens. Ik geef je op een briefje: we krijgen spijt.