Ik blijf hier // Beijum - Deel 1
Verhalen uit een veranderende wijk
De Groninger wijken Beijum, De Hoogte/Indische Buurt, Selwerd en De Wijert worden de komende jaren vernieuwd. In opdracht van de gemeente Groningen gaan kunstenaar Sijas de Groot, fotograaf David Vroom en tekstschrijver Chris Zwart met het project Ik blijf hier een jaar lang op zoek naar de verhalen uit deze wijkvernieuwingswijken. Het eindproduct is per wijk een zorgvuldig vormgegeven krant, die teruggegeven wordt aan de bewoners. GRAS publiceert de komende tijd verhalen en foto’s uit de eerste krant, over de wijk Beijum. Dit is deel 1.
KAARSRECHTE WEG NAAR DE KRONKELIGSTE WIJK
Het is donderdagochtend 4 februari 2021, kwart over acht. Een bleek zonnetje kan niet tegen de winterkou op. Gelukkig hebben we handschoenen aangetrokken. We staan aan het eind van de Korreweg voor de slagbomen van de Gerrit Krolbrug en zien een groot vrachtschip voorbijglijden door het Van Starkenborghkanaal. Toen in de jaren 30 het kanaal werd gegraven, hield de stad hier op.
In 1978 werd de brug het symbolische startpunt van de route naar Beijum, toen de nieuwste wijk van Groningen. Die liep via het Heerdenpad, de eerste jaren niet meer dan een boerenpaadje waar je elkaar amper kon passeren. Vrouwen die er in het donker overheen moesten, fietsten extra breed om van de achterkant op een man te lijken.
De kaarsrechte lijn van drie kilometer over de Korreweg en het Heerdenpad is ruim veertig jaar later een van de drukste fietsroutes van Europa. Hier begint onze zoektocht naar het verhaal van Beijum.
De slagbomen gaan open. Begeleid door tientallen andere fietsers en mensen op scooters laten we de Korrewegwijk achter ons en rijden we oostwaarts. Onze bestemming is het Heerdenhoes, een van de nieuwste gebouwen in Beijum-Oost.
BEIJUM IS EEN BLOEMKOOLWIJK. JE VINDT ER GEEN LANGE, RECHTE LIJNEN EN WONINGEN IN ZICHZELF REPETERENDE RIJTJES, MAAR EEN ONOVERZICHTELIJKE, KRONKELIGE STRUCTUUR VAN WOONERVEN
Aan onze linkerkant zien we De Hunze. De wijk werd in de jaren 90 tussen Beijum en de stad gebouwd. Hij oogt rechttoe-rechtaan, aangeharkt, geordend. Rechts liep vroeger het gelijknamige riviertje, je ziet er nog een restant van. Over het viaduct passeren we de Oostelijke Ringweg en rijden we Beijum binnen.
De westelijke entree van de wijk is bijzonder. Het fietspad maakt hier een knik, en dat is geen toeval. Een groepje statige oude bomen kon op deze manier blijven staan. Het landschap was in Beijum het uitgangspunt, het was bepalend voor de manier waarop de wijk werd ontworpen. Dat was nieuw. In de wijken die de decennia daarvoor gebouwd werden, zoals De Wijert, Paddepoel, Selwerd en Vinkhuizen, begon het ontwerp met een laag zand en een schoon vlak: tabula rasa.
Beijum heeft een totaal ander karakter dan deze naoorlogse wijken. De structuur van de wijk was een directe reactie op hun opzet. Geen lange, rechte lijnen en woningen in zichzelf repeterende rijtjes, maar een onoverzichtelijke, kronkelige structuur van woonerven. Daarbinnen is de opzet speels: voorkanten, achterkanten en bergingen wisselen elkaar af. Beijum is, net als Lewenborg, een bloemkoolwijk.

Foto: David Vroom
SAAMHORIGHEID IN EEN TIJD VAN EENZAAMHEID
Het is winderig, de zon is nog altijd niet doorgebroken. Op het plein bij winkelcentrum Beijum-Oost staat een rij bezorgscooters voor pizzeria en cafetaria Luigi te wachten op de drukte die nog komt. Elke dag begint het aantal scooters rond een uur of vier toe te nemen, om gedurende de avond een hoogtepunt te bereiken.
Er staat een speeltoestel in de vorm van een rood treintje dat zijn beste tijd allang gehad heeft. Kinderen hebben met stoepkrijt op het lege plein getekend. In een betonnen zitje staat 'De ander ben je zelf' gegraveerd. In lage perkjes staan planten en bloemen te verlangen naar het begin van de lente. Een eenzame witte berk staat midden op het braakliggende terrein waar ooit zorgcentrum Innersdijk stond, als een vredesduif in het niets. In een grote plas staat een hek, een visueel gedicht, zegt David. In de verte klinkt de roep van een groene specht.
We zien een man in de weer met gereedschap bij het Chinees-Indisch restaurant. 'Ik ben geen Chinees hoor', zegt hij met een grijns. Hij vertelt van Luigi te zijn. Zijn bedrijf krijgt er een stuk van het naastgelegen pand bij. Tijdens de pandemie gaan de zaken kennelijk beter dan ooit.
WE ZIEN EEN MAN IN DE WEER MET GEREEDSCHAP BIJ HET CHINEES-INDISCH RESTAURANT. 'IK BEN GEEN CHINEES HOOR', ZEGT HIJ MET EEN GRIJNS
Een schoolklasje steekt diagonaal het plein over, de juf voorop. Achter de ramen van het Heerdenhoes zien we opgestapelde stoelen staan. We parkeren onze fietsen, gaan naar binnen, noteren onze naam op een lijst en ontsmetten onze handen. Links staan de nu lege tafeltjes van buurtrestaurant Beijum Kookt!, rechts zit de keuken. Vanuit dit gebouw werkt ook het WIJ-team, dat wijkbewoners helpt om grip op hun leven te krijgen en te houden.
Normaal gesproken is dit een plek waar iedereen altijd naar binnen kan lopen, tijdens de pandemie kan het alleen met een afspraak. Tussen de middag wordt hier lunch gemaakt, die je aan het raam tegen een kleine betaling kunt afhalen. Het gebeurt allemaal met vrijwilligers en mensen met een participatiebaan.
We hebben hier vandaag afgesproken met Ruud van Erp, die Beijum van binnen en van buiten kent. In ons enthousiasme zijn we veel te vroeg gearriveerd. Om de tijd te doden nemen we een kijkje in de keuken van het buurtrestaurant.

Foto: David Vroom
Het geluid van een mixer maakt vrijwilliger Luuk amper verstaanbaar. 'We maken een compleet menu', legt hij uit. 'Alles wordt vers gekookt. En het kost 5 euro.' Elke donderdagavond gaan hier zo'n dertig maaltijden de deur uit.
'De menulijst maken we een maand van tevoren klaar', vertelt collega Ruby. 'We kiezen wat ons zelf lekker lijkt.' In een bloemkoolwijk zou daar toch op z'n minst af en toe een ouderwetse bloemkoolmaaltijd tussen moeten zitten, zou je zeggen. Maar dat blijkt ingewikkelder te liggen. 'Hier wonen zoveel verschillende mensen, iedereen leert van elkaars cultuur eten', legt Ruby uit. 'Maar je hoeft geen Hollandse pot te maken, daar komt niemand op af.'
Dankzij een subsidie kan het buurtrestaurant een groot aantal warme maaltijden gratis uitdelen in de wijk, aan oudere mensen of alleenstaanden. Vandaag is het snert. 'Veel mensen vereenzamen op het moment', zegt Luuk. 'Dan kan het heel fijn zijn om even iemand aan de deur te hebben.'
'OP EEN GEGEVEN MOMENT DACHT IK: WAT DOE IK HIER EIGENLIJK? TOEN BEN IK WEER VERTROKKEN. IK ZOU WILLEN DAT DE TIJD SOMS EVEN STILSTOND'
In de keuken snijdt Janet stukjes worst. Never Lose Hope staat op haar arm. Ze woont al 38 jaar in Beijum. Waar de tatoeage voor staat wil ze liever niet vertellen, het is nog te vers. Haar andere tatoeages staan voor haar kinderen. Ook Dirkje woont in Beijum. Ze kent het imago van de wijk, maar heeft zelf nog nooit iets vervelends meegemaakt. 'Je had hier op het plein vroeger wel groepjes jongeren. Ik liep er altijd gewoon tussendoor.'
Natasja roert met een houten lepel in een grote pan. Ze vertrok uit de wijk, maar miste haar oude straat. Eenmaal terugverhuisd ontdekte ze dat het niet meer de straat was die ze ooit achterliet. De sfeer was veranderd. 'Op een gegeven moment dacht ik: wat doe ik hier eigenlijk? Toen ben ik weer vertrokken. Ik zou willen dat de tijd soms even stilstond.'
In de keuken wordt onophoudelijk gepraat, het is er gezellig. Ruby wijst twee collega's op de regels: 'Jongens, anderhalve meter.' Er wordt niet gemopperd. 'In de wijk is dit the place to be', zegt ze. Twee bezorgers brengen de restanten van de rondgebrachte maaltijden terug de keuken in. Het wordt ingevroren voor een andere keer. Het team is inmiddels bezig met de kerriesoep voor morgen. 'Zo blijft het doorgaan', zegt Ruby. Ze haalt haar schouders op. 'We doen ons best.'
Ik blijf hier is een initiatief van Stichting Tussenland, uitgevoerd in opdracht van de gemeente Groningen in het kader van de wijkvernieuwing in Beijum, Selwerd, De Hoogte/Indische Buurt en De Wijert. Buro Reng doet de vormgeving en de beeldredactie van de kranten.