Ik blijf hier // Beijum – Deel 6
Verhalen uit een veranderende wijk
In opdracht van de gemeente Groningen gaan kunstenaar Sijas de Groot, fotograaf David Vroom en tekstschrijver Chris Zwart met het project Ik blijf hier een jaar lang op zoek naar de verhalen uit vier wijkvernieuwingswijken. Het eindproduct is per wijk een zorgvuldig vormgegeven krant, die teruggegeven wordt aan de bewoners. GRAS publiceert verhalen en foto’s uit de eerste krant, over de wijk Beijum. Dit is deel 6.
HISTORISCHE GROND
Wie niet beter weet, zou denken dat Beijum altijd al bij de stad hoorde. Helemaal nu de wijk er via De Hunze letterlijk op aansluit. Terwijl we rondlopen proberen we ons voor te stellen hoe dit gebied eruitzag toen alles wat we nu zien er nog niet was. De oorspronkelijke structuren in het landschap helpen daarbij. Ze herinneren aan het oude, maar vormen ook de nieuwe wijk.
Douwe van der Bijl is lid van de Historische Werkgroep Beijum. Uit liefhebberij houdt hij zich bezig met de geschiedenis van dit gebied. Douwe rookt een sigaartje, draagt een Peaky Blinders-pet en rijdt op een oude Solex. Hij wil ons graag het oude Beijum laten zien door samen de historische Beijumerweg af te rijden. We zijn benieuwd en fietsen achter hem aan.
Op de sloten links en rechts ligt rood en groen kroos. Langs het water staat een achtergelaten stoel. Douwe kijkt om, hij is benieuwd of we hem bij kunnen houden. Even later trekt hij de gashendel helemaal open en neemt hij afstand. We moeten stevig doortrappen om hem in zicht te houden.
Op de plek waar het Boterdiep uitmondt in het Van Starkenborghkanaal wacht Douwe op ons. Hier begint ook de Beijumerweg, van oudsher de route naar Zuidwolde. Waar in Lewenborg een pak zand over de Stadsweg gestort werd, werd in Beijum deze oude verbinding gerespecteerd en behouden.
Douwe trapt zijn Solex weer aan, wij volgen. Via een fietstunneltje rijden we onder de snelweg door Beijum in. Vroeger werd Douwe vaak geconfronteerd met het imago van de wijk. 'Komst doe oet Beijum?, zeiden mensen vol ongeloof tegen me. Wat is daar in godsnaam mis mee, dacht ik dan. Het is allemaal beeldvorming. Maar als mensen een band krijgen met de wijk, gaan ze ervoor opkomen. Dan zeggen ze: ik woon hier potverdomme m'n hele leven al, het is hier hartstikke mooi.'
Twee jongens zeulen lachend met een grote houten paal. Even verderop staat Douwe op ons te wachten, op de plek waar het fietspad buigt voor het groepje oude bomen. Hier stond een boerderijtje, weet Douwe, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog viel er een bom op. Op Stolpersteine, kleine gedenksteentjes met een messing plaatje die je door de hele stad vindt, lezen we de namen van de bewoners: de broers Kornelis en Lucas Dijkstra. Oude knotwilgen markeren de plek waar ooit het pad naar de boerderij liep.
'KOMST DOE OET BEIJUM?, ZEIDEN MENSEN VOL ONGELOOF TEGEN ME. WAT IS DAAR IN GODSNAAM MIS MEE, DACHT IK DAN. HET IS ALLEMAAL BEELDVORMING'
We gaan door op de Beijumerweg. Douwe kondigt aan dat hij bij de Atensheerd op ons wacht. We knikken, trekken onze jassen wat hoger dicht en komen weer in beweging. Woningen keren ons hun achterkanten toe. Schutting na schutting glijdt voorbij. Een groepje BMX'ers duidt erop dat we in de buurt van de crossbaan komen.
We rijden bij de Grevingaheerd via twee tunneltjes onder de poortwoningen door. Bergingen en een portiek grenzen bij een van de onderdoorgangen direct aan het drukke fietspad, een onhandige situatie. Op het woonerf is de verkeerssituatie onoverzichtelijk en soms zelfs gevaarlijk. We zien een vrouw op een scooter vier keer links en rechts kijken voor ze het fietspad oversteekt.

Foto: David Vroom
Op de plek waar de Beijumerweg zich splitst, staan we stil. Hier bevond zich vroeger zo'n beetje het buurtschap Beijum, vertelt Douwe, 'een paar eenvoudige boerderijen en huisjes bij elkaar'. Een eindje verderop stond een simpel kerkje. Zo'n vijfhonderd jaar geleden werd het afgebroken.
Aan hun kronkelige verloop zie je dat de wegen hier oud zijn. We gaan linksaf, richting Zuidwolde. Rechts staat een oud boerderijtje met opnieuw een Stolperstein, deze is voor verzetsstrijder Lucas ter Laan. Je voelt aan alles dat dit het oude Beijum is. De begroeiing is anders, de wegen zijn anders.
'Dit is historische grond', zegt Douwe. Hij heeft koude voeten. De wind snijdt dwars door onze kleren heen. Douwe vertelt hoe hij vroeger op Kardinge langs het voetbalveld stond om naar zijn kinderen te kijken, toen er nog geen bomen stonden. 'Dan stond je te vernikkelen in de wind, die kwam rechtstreeks uit Siberië. Hartstikke koud! Zo moet het hier vroeger altijd gevoeld hebben, er was hier niks. Het was guur en plat. Niet de meest geschikte plek om je te vestigen.'
Toch woonden hier de eerste bewoners van Groningen, in het estuarium waar de Hunze en de Waddenzee samenkwamen. Een koude bult, stellen we ons zo voor.
We rijden nog een stukje verder de Beijumerweg af, naar de grens van de wijk. Links zien we een voetbalkooi en een basketbalveldje. Vroeger lagen hier rodekoolvelden, oude Groningers noemen het boeskool. 'Het stonk in het najaar altijd', weet onze gids.
Als we vragen wat de geschiedenis voor Beijum betekent, haalt Douwe zijn schouders op. De meeste mensen maakt het weinig uit, denkt hij. Je wordt als bewoner geconfronteerd met de gevolgen van de geschiedenis, maar haast niemand realiseert zich dat. 'Wat is het nut van geschiedenis?', vraagt hij zich hardop af. 'Ik weet het niet.'
OUDER WORDEN MET DE WIJK
We lopen over het Meedenpad, langs de voet van de Kardingebult. Het is drassig, het water in de sloten staat hoog. In de bosjes spelen kinderen. Op de achtergrond klinkt een kettingzaag. Het is een beetje mistig geworden, ons zicht is beperkt.
Twee boomverzorgers van een bedrijf uit Zeerijp snoeien een grote es. Ze begonnen een paar maanden geleden in de wijk en zijn inmiddels bijna klaar. In totaal hebben ze 7000 bomen onder handen genomen. In Beijum staan veel essen en esdoorns, maar ook elzen en populieren. De knotwilgen in de wijk doet het bedrijf niet, die snoeit de gemeente zelf.
Op hun telefoon hebben de boomverzorgers een kaart. 'Daar staat precies op wat we moeten doen', legt de boomverzorger uit. Gemiddeld snoeien ze 69 bomen per dag. Maar dat verschilt nogal. 'Het ligt eraan hoe ze eruitzien. En als je hoogwerker stukgaat, sta je zo een hele dag stil.'
Aan een groot grasveld liggen de achtertuinen van de Holmsterheerd. In een ervan staat Everardus Niemeijer met Wilna, een vriendin die bij hem op bezoek is. Hij spreekt ons aan en een paar minuten later gaan we zijn woning binnen. Everardus maakt koffie. Hij was vroeger schoolmeester. Zo ziet hij er ook uit: vriendelijk, rechtvaardig. Hij woont hier al sinds 1981. Een jaar geleden overleed zijn vrouw Mattie.
Halverwege de jaren 70 werd reclame gemaakt voor de nieuwe wijk Beijum, die op dat moment nog gebouwd moest worden. 'Dat ging met ronkende bulletins', herinnert Everardus zich. Potentiële bewoners konden binnen het plan aan verschillende projecten meedoen, typisch voor de aanpak in die tijd. Everardus en Mattie mochten meedenken over hun woning. 'Het was net een snoepwinkel. Maar we praatten alleen over details, want de woning stond in grote lijnen vast.'
Na een jaar of twee was het inspraaktraject afgerond en kon er gebouwd gaan worden. De verhuizing naar Beijum herinnert Everardus zich nog goed. Hij glimlacht. 'Toen we in ons huis trokken was de straat nog niet eens klaar. Ze moesten de verhuiswagen een eindje verderop neerzetten.'
'WIJKEN ALS SELWERD EN DE HUNZE ZIJN VOORSPELBAAR. IN BEIJUM IS HET HEUS GEEN PELGRIMSTOCHT, MAAR JE WEET NIET WAT JE TEGENKOMT. DAT VIND IK LEUK'
Beijum is een labyrint. In een maatschappij die op efficiëntie ingericht is, is dat een vervelende bijkomstigheid. De eerste postbodes waren kort na de bouw van de wijk al snel de kluts kwijt. Pakketbezorger ben je tegenwoordig waarschijnlijk ook liever in een andere wijk.
Ook Everardus kent na veertig jaar eigenlijk maar een deel van Beijum. 'Ik weet eerlijk gezegd niet wat er in de heerden aan de andere kant van de wijk gebeurt. Dit is best een grote enclave. Soms vragen mensen me de weg en heb ik geen idee welke kant ik ze op moet sturen.' Familieleden die op bezoek kwamen, verdwaalden. 'Ze arriveerden – zonder overdrijven – anderhalf uur te laat, met het zweet op hun voorhoofd.'
Toch is de onoverzichtelijke structuur van de wijk juist ook een kwaliteit. Hij biedt geborgenheid en verrast. 'Wijken als Selwerd en De Hunze zijn voorspelbaar', zegt Everardus. 'Hier is het heus geen pelgrimstocht, maar je weet niet wat je tegenkomt. Dat vind ik leuk.'

Foto: David Vroom
De opzet van de bloemkoolwijk, met een groot aantal buurtjes, zorgt ervoor dat je vanzelf binnen je eigen roosje blijft en daar je sociale contacten vindt. Dat geldt ook voor Everardus. Toen zijn vrouw overleed kon hij binnen de heerd op steun rekenen. Van een sociaal isolement is dan ook geen sprake. 'Mensen kennen elkaar hier. Het is dorps. Als je je ervoor openstelt is dit een hele sociale buurt.
Everardus voelt zich thuis in Beijum, zegt hij vol overtuiging. 'Ik blijf hier ook. Toen mijn vrouw de ziekte van Parkinson kreeg en met moeite de trap op kon, hebben we van een rommelhok een mooie doucheruimte gemaakt. Daardoor konden we hier blijven wonen. Dat is wat we wilden.'
Buiten zien we een man op blote voeten door het drassige gras lopen. Everardus heeft door de jaren heen het uitzicht zien veranderen. 'Toen wij hier kwamen was alles nog open, we keken uit op het kerkje van Noorddijk.'
Hoe je huis gepositioneerd staat en georiënteerd is, bepaalt op veel plekken in Beijum hoe je je dag beleeft. En waar je huis staat, bepaalt met welk gevoel je thuiskomt. Dat geldt ook voor Everardus. Hij wijst naar de groene ruimte achter zijn huis. 'Mijn leven is daar. De Groene Long is de plek waar ik wil zijn. Toen mijn vrouw slechter werd zaten we soms met z'n tweeën naar buiten te kijken. Te mijmeren, te mediteren. Er gaat veel rust van deze omgeving uit.'
Ik blijf hier is een initiatief van Stichting Tussenland, uitgevoerd in opdracht van de gemeente Groningen in het kader van de wijkvernieuwing in Beijum, Selwerd, De Hoogte/Indische Buurt en De Wijert. Buro Reng doet de vormgeving en de beeldredactie van de kranten.