Over kwaliteit en identiteit

Karakter in de knel // Aflevering 1

In gesprek met Jur Bekooy, Marco Glastra en Rik van Niejenhuis

Tekst: ,
Beeld:
Leestijd: .

Mocht je het zelf nog niet ontdekt hebben: de provincie Groningen is prachtig. Maar die schoonheid is niet vanzelfsprekend. Grote opgaven brengen haar voortbestaan in het gedrang. Simpel gezegd: wat we de komende jaren doen, heeft voor altijd invloed op de kwaliteit van onze leefomgeving. Dus hoe zorgen we dat Groningen na de grote verbouwing zijn kwaliteit en karakter behoudt? GRAS sprak erover met Jur Bekooy, Marco Glastra en Rik van Niejenhuis.

Het landschap en de bebouwing in onze provincie veranderen waar we bij staan. Dat gebeurt lang niet altijd op een zorgvuldige, doordachte manier. De komende tijd spreken we erover met experts op verschillende vlakken. Vanuit hun vakgebied hebben ze allemaal direct te maken met de Groninger bouwcultuur. Als geen ander weten zij wat er misgaat, wat er beter kan en wat het toekomstperspectief is.

Dit is de eerste aflevering.

Grote opgaven, grote belangen

Elk op hun eigen manier verloren Rik van Niejenhuis, Marco Glastra en Jur Bekooy op zeker moment hun hart aan Groningen. Bij Van Niejenhuis, directeur van de vereniging Groninger Dorpen, bloeide de liefde op tijdens zijn jeugd. Onbewust, terwijl hij vuurtje stookte, bootje voer en slootje sprong in en om het dorp Garrelsweer.

Glastra is directeur van stichting Het Groninger Landschap. Hij groeide op in de zuidelijke stadswijk Helpman. Tijdens wandeltochten met zijn vader leerde hij de schoonheid van het Groninger landschap kennen – al was hij aanvankelijk meer onder de indruk van Drenthe.

Bekooy, bouwkundige bij de Stichting Oude Groninger Kerken, is als enige geen Groninger. Tijdens een studie kwam hij hier terecht. Hij ging als student, tot verbazing van medestudenten, niet in de stad maar in het dorp Aduard wonen: daar was de mogelijkheid om naar buiten te gaan een stuk groter. Ook bij Bekooy ontkiemde zodoende de liefde voor de provincie Groningen.

In die mooie provincie gebeurt veel, en staat in de nabije toekomst nog het nodige te gebeuren. De versterkingsoperatie in het aardbevingsgebied kruipt langzaam voort. Het klimaat verandert, de energietransitie komt op gang, dorpen krimpen. Allemaal elementen die direct invloed hebben op de kwaliteit van onze leefomgeving.

Wat gaat er fout en hoe kan het beter? Hoe ontstaat kwaliteit en wie moet daarvoor zorgen? En de hamvraag: hoe zorgen we dat Groningen in de toekomst haar karakter behoudt?

Laten we de knuppel maar meteen in het hoenderhok gooien. Wat gaat er op dit moment mis in Groningen?

Glastra hoeft niet lang na te denken. Hij ziet met lede ogen toe hoe het landschap op veel plekken is verworden tot een lege huls. Het is er nog wel, maar er leeft weinig meer. Door ruilverkaveling, schaalvergroting en intensivering zijn landschappen steeds meer op elkaar gaan lijken. Ook in de bebouwing komt dat terug, met overal dezelfde stallen en boerderijen.

Als we nog een tijdje zo door gaan, is de kans groot dat het Groninger landschap verandert in één groot productielandschap. En zo haar ziel kwijtraakt, vreest Glastra.

‘In de Randstad is het landschap iets voor in het weekend. In Groningen is het onderdeel van wie je bent’

Toch kun je niemand specifiek de schuld geven van de huidige staat van het landschap, vindt hij: ‘Je kunt een boer niet verantwoordelijk stellen voor het feit dat er geen grutto's meer op zijn land zitten. Die zit in een systeem waarin hij doet wat van hem verlangd wordt en niet de keuze heeft het anders te doen. Het feit dat wij kiloknallers kopen, levert dit landschap op.’

Een ander probleem is dat wie nu met grote, integrale plannen komt, ze nergens kwijt kan. Glastra: ‘Zo gauw het boven de sectorale verantwoordelijkheid uitstijgt, is er niemand die het kan oppakken. Er zijn potjes geld voor losse initiatieven, in plaats van dat we gezamenlijk kijken hoe we Groningen leefbaar houden. Er is geen regie en geen visie in het landelijk gebied, bestuurders zijn bang hun vingers te branden. Daardoor mist de samenhang en is er geen duidelijke koers.’

Nieuw Statenzijl // Foto: Nienke Maat voor GRAS

Als we kijken naar wat er gebouwd wordt, in de stad en daarbuiten, gaan er ook dingen niet goed. Tegenover een historische kerk, in het hart van een dorp, wordt zonder pardon een cataloguswoning neergezet.

Bekooy denkt even na, hij weegt zijn woorden. ‘Er mag op sommige plekken wel wat meer nagedacht worden over hoe je ruimte invult en mooier maakt. Maar ik ben niet per definitie tegen de cataloguswoning. Het is een product van deze tijd.’

Van Niejenhuis: ‘Ik vind het mooi dat Jur dat zegt. Architectuur is het antwoord op een bepaalde vraag. Een dorp is de verstening van sociale, maatschappelijke en economische processen. Die moet je letterlijk een plek geven.’ Daaruit volgt logischerwijs dat een dorp de ruimtelijke verschijning is van al die processen.

Maar die cataloguswoning tegenover de kerk, dat moet dus kunnen?

Van Niejenhuis: ‘Zo’n woning is het antwoord op de vraag van een bewoner.’ Het is een manier van kijken die hij ook toepast op de dorpen. Waar gemeenten krampachtig de oorspronkelijke verschijningsvorm proberen te behouden, ziet Van Niejenhuis ze liever de nadruk leggen op het leefbaar en bewoonbaar houden van dorpen. ‘Anders wordt zo'n dorp een museum. Wie wil daar nou wonen?’

Bekooy: ‘Daar komt bij dat de cataloguswoning een tijdsbeeld is, daar moeten we niet zenuwachtig van worden. Als het echt slecht is, wordt het vanzelf weer afgebroken. Wij streven zelf altijd naar het mooiste, maar de toekomst moet uitwijzen of het bestendig is.’

Vanuit die redenatie kan een gebouw dus ook best zonder architect tot stand komen.

Bekooy, resoluut: ‘Nee. Er moet altijd een architect bij betrokken zijn.’ Hij somt verschillende voorbeelden op van situaties waarin hij als opdrachtgever verrast werd door de oplossingen van een architect. ‘Een gebouw, een verbouwing, is een ontwerp, dat zegt al genoeg. De behoefte van een opdrachtgever vertalen in een gebouw is een creatief en inventief proces.’

Van Niejenhuis: ‘De definitie van architectuur is: iets ontwerpen dat past op een specifieke plek. Vanuit dat oogpunt heb ik moeite met een cataloguswoning. Een kerk is met aandacht gemaakt en staat met een reden op die manier op die bewuste plek. Zo moet elke nieuwe woning ook passen in de structuur van het dorp. En als je dan al kiest voor een standaard woningplattegrond, maak dan met goede architecten een ontwerpbibliotheek met mooie gevels. Denk er goed over na, in plaats van een woning simpelweg te laten voortkomen uit de plattegrond.’

Glastra ziet in het landschap dezelfde tendens. Landinrichting, vroeger de manier om met behulp van landschapsarchitecten allerlei opgaven in samenhang een plek te geven, bestaat niet meer. ‘De wereld van de landschapsarchitecten raakt nu nergens meer de wereld van de overheden en de planners. Hun kennis wordt niet meer gebruikt in de manier waarop wij naar de toekomst van onze landschappen kijken. Ontwerpkwaliteit zou weer onderdeel moeten zijn van elke opgave.’

Als zoveel opgaven schreeuwen om de hand van een ontwerper, waarom worden ontwerpers dan zo vaak over het hoofd gezien? Is het een kwestie van geld? Is goed ontwerp per definitie duur?

Bekooy: ‘Zorg is een veel belangrijkere component dan geld, bij het maken van iets goeds. Maar ik moet helaas wel toegeven dat goed ontwerp duur is. Kwaliteit ontstaat door zorgvuldigheid en zorgvuldigheid kost tijd. En in tegenstelling tot vroeger is tijd nu geld, daarom moet het vooral snel.’ Economische winst op de korte termijn weegt op dit moment vaak zwaarder dan kwaliteit op de lange termijn. Onterecht, vindt Bekooy: ‘Goede architectuur, zeker als het over utiliteitsbouw gaat, levert juist ook geld op. Waarom staan kerkgebouwen er na eeuwen nog? Omdat ze doordacht, met veel aandacht en met grote kwaliteit zijn gebouwd.’

Glastra verbouwt met Het Groninger Landschap een drietal oude boerderijen, en werkt daarbij met drie verschillende architecten. Hij ziet dat ook op andere plekken met liefde gebouwd wordt, al zijn het incidenten. Zo zijn er boeren die zelf een schuur of stal laten bouwen en daar een architect bij inschakelen. ‘Ook zo’n schuur kun je uit een catalogus halen, maar met iets meer geld en met de trots van een boer die zich verantwoordelijk voelt voor het landschap, kunnen er waanzinnig mooie dingen uitkomen.’

‘Gemeenten kijken naar hoe een dorp eruit zou moeten zien, in plaats van naar wat er moet gebeuren’

De opdrachtgever is, hoe dan ook, in alle gevallen doorslaggevend. En moet misschien af en toe een zetje in de goede richting krijgen. Bekooy: ‘Je moet als opdrachtgever weten wat je wilt en op zoek gaan naar kwaliteit. Maar dat besef is bij een particuliere eigenaar niet altijd aanwezig – en dat is ook lastig. Kwaliteit kost geld, dus de overheid zou mensen best financieel mogen ondersteunen. Op die manier help je ze iets moois neer te zetten.’

Aardbevingen lieten en laten in Groningen op veel plekken hun sporen na. Is de bevingsproblematiek onderdeel geworden van de Groninger bouwcultuur?

Bekooy ziet met afgrijzen hoe de versterkingsopgave vooral technisch aangevlogen wordt, met te weinig aandacht voor ontwerp: ‘Het bevingsdossier is geen constructief probleem, maar een architectonisch-maatschappelijke opgave. De architectuur wordt daar ernstig ondergewaardeerd.’

Hoogkerk // Foto: Nienke Maat voor GRAS

Glastra: ‘Als je vanuit historisch perspectief kijkt, zijn de aardbevingen zo goed als voorbij. De oplossingen die uit de problematiek voortkomen voegen een bijzondere bouwlaag toe aan de geschiedenis van Groningen. Maar die laag moet goed zijn, kwaliteit toevoegen. Over honderd jaar zeggen mensen dan: “Kijk eens wat een mooi gebouw, dat is uit de tijd dat er aardbevingen in Groningen waren.”’

Zijn Groningers zich genoeg bewust van de context waarin ze wonen?

Glastra gaat een stap verder, en stelt dat de Groninger en het landschap onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. ‘Je woont in Groningen omdat je van het landschap houdt. Mensen hebben een enorme binding met het landschap. In de Randstad is het iets voor in het weekend, hier is het onderdeel van wie je bent.’

Van Niejenhuis heeft het idee dat er in de dorpen een kentering plaatsvindt. Hij merkt dat Groningers op een andere manier over hun omgeving nadenken: ‘We worden steeds trotser op waar we wonen en wat we hebben. Het frame van krimp verlamt, mensen redeneerden lang vanuit wat de ander niet mooi vindt en waar de ander niet voor kiest. Je kunt beter als uitgangspunt nemen waarom jij er wél woont.’

In de dorpen gebeurt veel, en staat nog meer te gebeuren. Hoe zorg je ervoor dat het karakter van een dorp overeind blijft?

Van Niejenhuis: ‘Gemeenten kijken naar hoe een dorp eruit zou moeten zien, in plaats van naar wat er moet gebeuren. Dat vind ik een minder positief element van de Groningse cultuur. Er zijn jonge stellen die graag in het dorp Woltersum willen wonen en er kinderen willen krijgen, maar er is geen huis voor ze. Ondertussen sluit de gemeente Groningen de school, vanuit de redenatie dat er geen mensen zijn die er gebruik van maken. Je zet zo'n dorp op die manier op slot, je haalt de dynamiek eruit. Alle processen die moeten leiden tot een bebouwde omgeving staan daar stil. We moeten nadenken over hoe we, zonder dorpen te verpesten, kwaliteit kunnen toevoegen en die processen weer een plek kunnen geven.’

Wat zijn de kenmerken van de Groninger bouwcultuur? Waarop moeten we de komende jaren voortbouwen?

Bekooy: ‘Onze gebouwen zijn van gebakken klei, ze komen voort uit de grond. Het landschap, de mensen die er wonen en de architectuur die daaruit voortkomt, vormen een eenheid.’ De Groninger bouwcultuur wordt ook gekenmerkt door functionalisme, vindt hij. De kerken zijn daarvan een goed voorbeeld: ze waren van oorsprong naast religieuze gebouwen ook vluchtplekken voor mens en dier. De oudste torens ging je binnen op de eerste verdieping, zodat wanneer de vijand kwam je alleen maar een laddertje weg hoefde te halen. ‘En zo'n toren is niet hoog omdat dat mooi was, maar omdat de luidklok dan verder klonk.’

Meer dan op andere plekken komt in Groningen de menselijke behoefte tot uiting in de architectuur, vindt Bekooy. De relatie met het landschap speelt daarin een grote rol. Neem de wierden: ‘Heel pittoresk dat alles daar zo dicht op elkaar staat, maar het kon door de omvang van zo’n wierde simpelweg niet anders. Het landschap is in Groningen het vertrekpunt. Je gebruikt architectuur om erin te kunnen wonen, werken en leven.’

‘Het landschap is in Groningen het vertrekpunt. Je gebruikt architectuur om erin te kunnen wonen, werken en leven’

Glastra grijpt nog even terug op de baksteen, hij vindt het een mooi element. ‘Alles komt daarin samen. Hoe we bouwen, maar ook waar de grondstof vandaan komt en de relatie die we met de zee hebben.’ De ruimtelijke configuratie is voor hem een ander kenmerk van de Groninger bouwcultuur: de logische manier waarop op het Hogeland op wierden gebouwd wordt en in de Veenkoloniën in linten. ‘Maar dat betekent niet dat het daarom allemaal op slot moet. Hoe leuk is het als je aan een parelsnoer van dorpjes een pareltje toevoegt? Dat je voortbouwt op de traditie en je laat inspireren door de ruimte, in plaats van je erdoor te laten beperken.’

Ontwerpen zouden ook in de toekomst moeten blijven voortkomen uit een functionele denkwijze, vindt Van Niejenhuis. Niet alleen in de architectuur, maar ook in het landschap. ‘Je zou niet moeten werken vanuit een dogma, maar moeten kijken hoe de functionaliteit het beste wordt gediend. Wat wil je terugzien?’

Glastra knikt instemmend. ‘Als een gebouw of een landschap een functie krijgt, zorgt dat vanzelf voor ontwikkeling. Dan gaat het niet puur om uiterlijk, maar om nieuwe gebruikswaarde. En een ontwerp moet niet alleen mooi zijn, er moet ook iets liefdevols in zitten.’

Delfzijl // Foto: Nienke Maat voor GRAS

Hoe behoudt Groningen ondanks alle grote opgaven en ingrepen haar karakter?

Volgens Glastra is bewustzijn het cruciale element. Ons landschap kreeg door toedoen van mensen, min of meer bij toeval, haar huidige verschijningsvorm. Een functioneel landschap, gemaakt door boeren en waterschappen en nooit bedoeld om mooi te zijn. ‘En toch heeft het een waanzinnige schoonheid. Als je dat snapt, begrijp je dat je onderdeel van die traditie bent.’

Dat besef resulteert vervolgens in een zorgvuldige aanpak, met respect voor wat er al is. ‘De manier waarop je elke opgave oppakt maakt een wereld van verschil en bepaalt hoe ons landschap er over vijftig jaar uitziet. Als je het met liefde doet, kunnen er weinig dingen misgaan.’

Van Niejenhuis: ‘Je moet kijken hoe je opgaven slim kunt combineren. Met elkaar mooie oplossingen bedenken die passen in de traditie. Dan wordt het leuk.’

Een sturende overheid zou die opgaven in goede banen kunnen leiden, is Glastra's overtuiging. Zodat ze niet ten koste gaan van het landschap en misschien zelfs de kwaliteit ervan vergroten. Bij elk projecten kan zo iets teruggedaan worden voor de omgeving.

Van Niejenhuis ziet meer in het collectief uitdenken van oplossingen. ‘Met een groep mensen vanuit verschillende disciplines dezelfde kant op denken, en daarbij gebruik maken van elkaars creativiteit. Til vervolgens de stolp eraf en kijk wat er allemaal tegelijkertijd speelt in een gebied. En verzin dan een instrumentarium om dat op een ontwerpende manier een plek te geven.’

Hoe ziet Groningen er over pakweg dertig jaar uit, als het aan jullie ligt?

Bekooy: ‘Als een provincie met leefbare dorpen die hun eigen identiteit hebben. Om dat voor elkaar te krijgen moet er goed nagedacht worden over het gebied en de gebouwen. Over wat je weghaalt, toevoegt en verandert. Dan heb je een grote kans dat de toekomst mooi wordt.’

Van Niejenhuis zou het liefst met andere maatschappelijke organisaties een gezamenlijk plan maken om proactief de toekomst van Groningen vorm te geven. ‘We kunnen afwachten tot de provincie met een visie op een gebied komt, maar we kunnen ook de koppen bij elkaar steken en opschrijven hoe het volgens ons moet worden, waar we de komende twintig jaar met elkaar naartoe willen werken.’

Ook Glastra denkt dat een mooie toekomst werkelijkheid kan worden. Mits we de functionaliteit van het landschap als uitgangspunt nemen en op een zorgvuldige manier te werk gaan. ‘Dan krijg je een provincie met een veel rijkere kust en een agrarisch gebied waarvan je denkt: Wauw, het bruist van het leven. Maar ook met vitaal, functioneel erfgoed en met levendige en leefbare dorpen en steden. Als we het nu niet goed doen, dus niet vanuit de traditie en met liefde voor de lagen die er al zijn, kan het in één generatie verprutst zijn. Dit is een belangrijk moment.’

Jur Bekooy is bouwkundige bij de Stichting Oude Groninger Kerken, die 96 rijksmonumentale kerkgebouwen bezit. Deze worden actief gebruikt en doorontwikkeld. De Schoolkerk in Garmerwolde leverde de stichting tijdens de Groninger Architectuurprijs in 2020 de Opdrachtgeversprijs op.

Marco Glastra strijdt als directeur van stichting Het Groninger Landschap voor natuur en erfgoed. Niet door rumoer te maken, maar door mee te denken over oplossingen. Met zijn collega’s beschermt hij een landschap dat van iedereen is – en dus van niemand.

Rik van Niejenhuis is directeur van Groninger Dorpen, een vereniging die via zo’n 300 dorpsbelangenverenigingen en dorpshuisverenigingen duizenden mensen vertegenwoordigt. Met een fijnmazig netwerk, vertakt door de hele provincie, zijn verbindingen snel gelegd.