Ondertussen in de composthoop

Donna Haraway en de dierentuin van de toekomst

Tekst:
Leestijd: .

Op welke manier moeten we in de toekomst omgaan met dieren die op dit moment in gevangenschap leven? Anders dan nu – maar hoe precies? Janke de Vries gaat met behulp van filosofen, schrijvers en landschapsarchitecten op zoek naar een antwoord.

Ik sta voor een rots van kaal beton. Eromheen ligt zand met daarin keien en bomen. Links en rechts van mij steken een paar armen naar voren om een foto te maken van net iets dichterbij, maar een hek en een gracht houden de armen op afstand. Daarbinnen slingeren een stuk of vijf Japanse makaken tussen touwen, takken en palen met platformpjes. In de gracht zwemt een eendje. Als de kleuter naast mij hem opmerkt, schatert die het uit.

Waarom ben ik naar de dierentuin gegaan? Ik word er namelijk nogal verdrietig van. Het verbaast me dat we grote, beweeglijke dieren nog steeds in kleine verblijven laten wonen. Terwijl giraffen normaal gesproken enorme afstanden kunnen afleggen tijdens de Grote Migratie, zie ik ze hier steeds maar weer hetzelfde rondje lopen.

Ook bij de gieren sta ik even stil. Die zul je niet zien rondcirkelen boven Amsterdam; het luchtruim is voor hen onbereikbaar gemaakt door een uitvoerig web van netten.

Terwijl ik Artis verder verken, denk ik terug aan de lachende kleuter bij het makakenverblijf. Die was het om het even of het eendjes of aapjes kijkt. Blijkbaar kunnen we onze kinderen net zo goed meenemen naar de eendenvijver, de kinderboerderij, of de koeien in de wei, als naar Artis. Waarom zouden we giraffen en gieren dan nog opsluiten?

De vrijwillige volière, ontworpen door Thijs de Zeeuw: een open constructie waar stadsvogels op eigen initiatief in en uit kunnen vliegen

The right thing to do

Het antwoord op die vraag blijkt complexer dan ik dacht. Aan de ene kant wordt het steeds duidelijker dat de dierentuin in zijn huidige vorm, waarin dieren opgesloten worden, per soort ingedeeld, en tentoongesteld ter vermaak, funest is voor zowel de fysieke als mentale gezondheid van veel dieren.

Maar uitzetting gaat vaak ook niet zonder figuurlijke slag of stoot. De meeste reptielen, vissen en amfibieën kunnen we probleemloos loslaten, maar andere dieren die in gevangenschap zijn geboren, hebben in het wild weinig kans om te overleven.

Vooral zoogdieren zoals primaten, grote katachtigen en dolfijnen zijn zo gewend aan de dierentuin dat ze zich daarbuiten niet goed kunnen redden. Ze zijn bijvoorbeeld slechte jagers, of missen de sociale vaardigheden die nodig zijn om een partner te vinden en te paren. Ook herkennen ze hun natuurlijke vijanden soms niet; zo worden in gevangenschap geboren hyenahonden na uitzetting vaker dan hun vrijgeboren neven en nichten aangevallen door leeuwen en mensen.

Door ze op te sluiten, hebben we deze dieren dus in een lastig parket gebracht. Zowel in het wild als in de dierentuin lijken ze niet op hun plek. Nu kunnen we proberen om hen toch geschikt te maken voor uitzetting, door de invloed van hun gevangenschap op hun gedrag terug te draaien.

Een paar jaar geleden ging een filmpje viraal waarop medewerkers van de Orangutan Jungle School in Indonesië̈ orang-oetans leren om bang te zijn voor slangen. Meester Meliono trekt aan een koord dat vast zit aan een rubberen cobra en laat die langs een groep jonge primaten kruipen. Vervolgens slaat hij de slang onder begeleiding van angstkreten en dreigende muziek tot moes.

Maar hoewel sommige dieren na jaren van dit soort trainingen genoeg verwilderen om veilig te worden uitgezet, komen andere nooit zover. En zelfs voor de dieren die uiteindelijk kunnen worden vrijgelaten, rijst de vraag of uitzetting het beste alternatief is. Houtkap, klimaatverandering, overbevolking en landbouw verslinden natuurlijke habitats. Wat daarvan rest is door jacht en stroperij soms gevaarlijk en onbewoonbaar.

Ondanks deze complicaties moeten we volgens Karmele Llano Sánchez, uitvoerend directeur van de Internationale Dierenbescherming Indonesië, blijven proberen om dieren te verwilderen en uit te zetten. Want, zo zegt ze in een interview met BBC Earth, dat is ‘the right thing to do’.

Dat is nogal stellig, en als filosofiestudent wil ik deze uitspraak natuurlijk verder onderzoeken. Is uitzetting in het wild de enige juiste optie? Of zijn er andere juiste opties?

Laatste kans

Voor dieren die niet meer kunnen worden uitgezet in hun natuurlijke omgeving, zijn er reservaten – een goede oplossing. Ze kunnen hier in een gecontroleerde omgeving oud worden, bijvoorbeeld zonder vijanden, of met ondersteuning van verzorgers.

Veel dieren lopen tijdens hun gevangenschap fysieke of mentale trauma’s op, waardoor ze afhankelijk zijn van menselijke zorg. In tegenstelling tot in dierentuinen staan in de reservaten, als het goed is, niet de belangen van menselijke bezoekers, maar van de dieren zelf voorop.

Als de dierentuin dit beginsel overneemt, kunnen we deze dan misschien een laatste kans geven? Verschillende partijen denken er in ieder geval over na. Zo pleit de Partij voor de Dieren in haar partijprogramma – volgens mij terecht – voor het veranderen van de functie van de dierentuin: van een plaats voor vermaak naar een soort asiel. Daarbij zijn de belangen van de bezoekers ondergeschikt aan die van de dieren. Volgens de PvdD betekent dit, praktisch gezien, dat er ‘aangescherpte huisvestingseisen [zullen] moeten gelden die de natuurlijke leefomstandigheden [van de dieren] zoveel mogelijk benaderen’.

Als we doorgaan met de dierentuin, moeten we misschien afzien van het idee dat in gevangenschap geboren dieren floreren in een zo natuurlijk mogelijke omgeving

Is dit een goed idee? Ik weet niet hoever de partij wil gaan in het nabootsen van natuurlijke leefomstandigheden, maar de hyenahonden van zonet lieten al zien dat in gevangenschap geboren dieren niet meer altijd baat hebben bij hun ‘natuurlijke omstandigheden’. Dat wordt ook treffend geschetst door een experiment van bioloog en politicus Alain Bombard, beschreven door filosoof Felix Guattari in zijn boek The Three Ecologies:

‘He produced two glass tanks, one filled with polluted water – of the sort that one might draw from the port of Marseille – containing a healthy, thriving, almost dancing octopus. The other tank contained pure, unpolluted seawater. Bombard caught the octopus and immersed it in the ‘normal’ water; after a few seconds the animal curled up, sank to the bottom and died.’

Als we ervoor kiezen om door te gaan met de dierentuin, moeten we misschien afzien van het idee dat alle in gevangenschap geboren dieren floreren in een zo natuurlijk mogelijke omgeving. Hoewel verschillende diersoorten ook na periodes van opsluiting prima kunnen vertoeven in het wild, zijn sommige in gevangenschap geboren dieren zo gewend geraakt aan hun nieuwe omstandigheden dat ze er afhankelijk van zijn geworden. Voor hen hebben hun natuurlijke omstandigheden, net als voor Bombards octopus, soms niet langer toegevoegde waarde.

Olifantenverblijf in Artis, ontworpen door Thijs de Zeeuw

Staying with the trouble

Dieren uitzetten in het wild, de dierentuin laten verwilderen – aan beide opties zitten haken en ogen. Je zou kunnen zeggen dat de moderne dierentuin momenteel een probleem vormt dat niet helder meer te doorzien is.

Om met wetenschapsfilosoof Donna Haraway te spreken: de dierentuin is troubled, oftewel: troebel. Ze ontleent deze term aan het Franse ‘trobler’ of ‘trubler,’ dat zowel ‘oproeren’, ‘verstoren van orde of slaap’ en ‘lastigvallen’ als ‘bewolken’, ‘mistig of vaag worden’ en ‘verwarren’ betekent. Volgens Haraway zijn veel huidige problemen troebel, met name die van de ecologische crisis.

In Staying with the Trouble: Making Kin in the Chthulucene roept Haraway ons op om, geconfronteerd met deze troebele problemen, ‘respons-able’ te worden. Dat houdt in dat we onze verantwoordelijkheid nemen voor het heden, en het vermogen ontwikkelen om erop te reageren: ‘[o]ur task is to make trouble, to stir up potent response to devastating events, as well as to settle troubled waters and rebuild quiet places.’ Die ‘quiet places’ zijn volgens Haraway situaties waarin mensen en dieren samen kunnen gedijen, oftewel, waarin ‘multispecies flourishing’ plaatsvindt.

Het is niet altijd gemakkelijk om te blijven antwoorden. Zodra problemen ingewikkeld worden en oplossingen ver te zoeken zijn, is het verleidelijk om de situatie hopeloos te verklaren en er geen energie meer in te steken. Haraway ziet deze reactie bijvoorbeeld bij bevriende milieuwetenschappers die denken dat klimaatverandering inmiddels zo ver is gevorderd dat een apocalyps onafwendbaar is. Volgens hen is het zinloos om de opwarming van de aarde nog tegen te gaan.

Het is een begrijpelijke reactie. Steeds meer soorten sterven uit, bossen branden af, en culturen verdwijnen. Haraway vraagt ons niet om onze ogen te sluiten voor deze verwoestingen. We moeten accepteren dat de ecologische crisis ons veel verliezen heeft gebracht, en erkennen dat we daar grotendeels zelf verantwoordelijk voor zijn. Maar het is volgens Haraway niet respons-able om vervolgens de hoop op te geven.

We moeten onthouden dat de hemel nog niet is gevallen. Vanuit die gedachte moeten we de vitaliteit vinden om te blijven werken aan multispecies flourishing.

De balans herstellen

Klimaatfilosoof Lydia Baan Hofman legt in Filosofie Magazine uit dat die instelling volgens Haraway een nieuw mensbeeld vereist. Volgens het heersende, antropocentrische mensbeeld is de mens een afgebakend individu dat zelfstandig opereert in een onveranderlijke omgeving. Haraway ziet dit mensbeeld als incorrect. Ze spoort ons aan om mensen te begrijpen als een onderdeel van een ecosysteem waarin zij zich vormen naar hun omgeving, maar de omgeving ook op hen reageert.

Dat ecosysteem is geen afgerond geheel waarin de invloed van alle spelers een evenwicht vormt, dat nu door de ecologische crisis dreigt te worden verstoord. In plaats daarvan ziet Haraway het als een composthoop waarin iedereen ‘maar wat aanmoddert’. Als het aan Baan Hofman ligt, stelt dit alternatieve mensbeeld ons beter in staat om respons-able te zijn.

Als wij vanuit het antropocentrische mensbeeld de ecologische crisis willen beantwoorden, dan moeten we de balans in de hele wereld herstellen. Dat is een immense, haast onmogelijke taak, en het is dan ook geen wonder dat we de hoop opgeven. Maar als we de wereld zien als een broeiende composthoop waarin mensen, dieren en objecten samen afval omzetten in vruchtbare grond, vereist een antwoord enkel dat we ons in die hoop mengen en gewoon maar eens beginnen met werken aan een wereld waarin mensen en dieren kunnen gedijen.

Ergens in die composthoop vinden we ook het probleem van de dierentuin. PETA (People for the Ethical Treatment of Animals) Nederland pleit al jaren voor het sluiten van ‘diergevangenissen’. De organisatie roept ons op tot een boycot en vraagt ons om het behoud van de natuurlijke leefomgevingen van bedreigde dieren financieel te ondersteunen.

Ik ben het met de organisatie eens dat je geld op dit moment zo beter besteed is. Maar zoals we eerder zagen, brengt zo’n rechtlijnige oplossing ook complicaties met zich mee. Sommige dieren hebben zich zo gevormd naar hun nieuwe omstandigheden dat hun oude, natuurlijke habitats voor hen onveilig zijn geworden. Daarbij worden hun oorspronkelijke habitats regelmatig bedreigd door klimaatverandering of menselijk geweld.

Hoe kunnen we de dierentuin responsable tegemoet treden? Als het aan Haraway ligt, moeten we klein beginnen. We moeten onthouden dat de dierentuin geen blok aan een olifantenpoot of gierenklauw is dat we zomaar kunnen losknopen.

Misschien blijkt onze poging om de dierentuin te verwilderen wel een impasse. Zolang we er maar niet de brui aan geven

Om een andere metafoor van Haraway aan te halen: eerder is de dierentuin een string figure, een touwfiguur. Dat spel ken je misschien nog van vroeger. Je spande een koord tussen je duimen en pinken, pakte draden op met je middelvingers en duimen, en liet deze van je pinken glijden, totdat je een kop en schoteltje tevoorschijn had gefriemeld.

De dierentuin kun je zien als een figuur die niet door enkel mensenhanden, maar ook door ontelbaar veel poten, klauwen en vinnen is gemaakt en in stand wordt gehouden. We hebben het overhandigd gekregen van onze voorgangers, van de mensen die besloten dieren in hokken op te sluiten, maar ook van de dieren zelf die, om te kunnen overleven, zich soms letterlijk in allerlei bochten moesten wringen en zich naar hun gevangenschap vormden.

Nu hebben wij de touwtjes in handen. Hoe spelen we verder? ‘Iterate, deviate, elaborate’, zou Haraway zeggen. Door draden te blijven overgeven, loslaten en oppakken, moeten we proberen om een figuur te maken die minder belastend is voor onze medespelers. Daarbij zullen we onvermijdelijk fouten maken. Ook stuiten we soms op een doodlopend spoor.

Misschien lukt het niet om alle dieren te laten verwilderen en uit te zetten. Misschien blijkt onze poging om de dierentuin te verwilderen wel een impasse. Zolang we er maar niet de brui aan geven.

Multispecies flourishing // Illustratie: Janke de Vries

De draad oppakken

Landschapsarchitect Thijs de Zeeuw zou je kunnen zien als iemand die in dit spel verwikkeld is. Net als ik is hij tegen de dierentuin in zijn huidige vorm. Althans, tot op zekere hoogte. Volgens De Zeeuw kent de dierentuin veel verschillende vormen. Sommige verblijven zijn misschien goed zoals ze zijn, terwijl andere absoluut ongeschikt zijn.

Ondanks zijn bedenkingen boycot De Zeeuw de dierentuin niet. In plaats daarvan zet hij zich in om dierentuinen diervriendelijker te maken. Dat doet hij door middel van landschapsontwerp.

Zijn doel is niet om de natuurlijke leefomstandigheden van dieren zo veel mogelijk te imiteren: volgens hem heeft een kunstmatige savanne of pastiche jungle soms weinig betekenis meer voor dieren die al hun hele leven in de stad rondlopen. ‘Vaak is een nabootsing van de oorspronkelijke habitat van een diersoort er vooral om een romantisch verlangen van de bezoekers te bevredigen’, vertelt hij in een interview met Jeroen Junte voor architectuur.nl. Wel betekenisvol voor deze stedelijke dieren zijn volgens De Zeeuw zogenaamde affordances.

Affordance is een term uit de filosofie van de geest, een tak van de filosofie die onderzoek doet naar de relatie tussen de geest en het lichaam, en soms ook de omgeving. De term is in 1977 bedacht door psycholoog James Gibson, die ermee ‘een mogelijkheid om te handelen’ aanduidde. Die mogelijkheid hangt altijd af van aan de ene kant de mens of het dier in kwestie, en aan de andere kant zijn omgeving. Dezelfde ruimte kan dus verschillende handelingsmogelijkheden bieden aan verschillende wezens.

Een concreet voorbeeld? Als ik langs het wad bij de zeedijk wandel, geven de veeroosters die daar het asfalt in stukjes breken mij de mogelijkheid om mijn weg te vervolgen, terwijl het de schapen om mij heen daarin juist belet.

De Zeeuw denkt dat hij dierverblijven betekenisvol kan maken voor dieren door affordances toe te voegen die hen in staat stellen om de natuurlijke neigingen die ze nog hebben, te volgen. Dit idee paste hij toe in zijn plan voor het verblijf van de Aziatische olifanten in Artis.

De Zeeuw benoemde het ontwerp tijdens het gesprek dat hij voerde met collega-landschapsarchitect Dirk Sijmons tijdens de talkshow HOOP, op festival Noorderzon in 2022. Hij sprak er ook over zijn artistieke onderzoek Zoo of the Future (ZOOOF). In dit project werkt De Zeeuw samen met kunstenaars, architecten en landschapsontwerpers aan toekomstbeelden voor de dierentuin. Die zijn allemaal gebaseerd op het idee dat die voor zowel mensen als dieren een vrijwillige aangelegenheid moet zijn. Het olifantenverblijf in Amsterdam ziet hij als een eerste, bescheiden stap richting de dierentuin van de toekomst.

Landschapsarchitecten Thijs de Zeeuw (links) en Dirk Sijmons tijdens HOOP op Noorderzon // Foto: Douwe de Boer

Zelf zat ik die middag op Noorderzon tussen het publiek in de Pollux-tent. Die was ik in eerste instantie met enige scepsis binnengegaan. Ook ik vermeed dierengevangenissen al jaren, dus toen ik voor aanvang van het gesprek las dat De Zeeuw zich bezighield met de toekomst van de dierentuin, verwachtte ik een betoog over het belang van dierentuinen voor het behoud van bedreigde soorten of natuureducatie. Die argumenten heb ik nooit sterk gevonden.

Maar daar had De Zeeuw het helemaal niet over toen hij over de dierentuin van de toekomst sprak. Hij schetste een beeld van een plaats waar dieren vrijwillig naartoe zouden kunnen trekken. Waar dieren en mensen de mogelijkheid zouden hebben om samen te werken. Mijn interesse nam toe, en ik besloot dat ik De Zeeuws ontwerp weleens van dichtbij wilde bekijken. Na lang wikken en wegen zette ik mijn principes opzij en kocht ik een kaartje voor Artis.

Daarom ben ik nu in de dierentuin. Na de makaken kom ik langs de alpensteenbokken, die rond een pittoreske berghut over een splinternieuwe ruïne klauteren. Ik zie de algazellen vanuit hun stal het met palmbomen volgestouwde voormalige kamelenveld betreden. Na het giraffenverblijf – een savanne met een stal als een geëscaleerd safarichalet – kom ik aan bij de olifanten. Op het eerste gezicht oogt hun verblijf een beetje kaal, hoewel stijlvoller dan de rest. Wel vraag ik me af waar de affordances zijn.

Die blijken goed verstopt. Voordat hij zijn ontwerp voor het verblijf optekende, verdiepte De Zeeuw zich eerst grondig in de Aziatische olifant. Hij las boeken en ging in gesprek met de verzorgers van de dieren. Wat hij leerde, gebruikte hij om een verblijf te ontwerpen dat de dieren in staat stelt om hun natuurlijke neigingen zo veel mogelijk te volgen. Zo bevat het verblijf tal van schuifjes en objecten waarachter en waarin voedsel verstopt zit. Niemand, ook niet de verzorgers, weet wanneer deze opengaan. De willekeur waarmee het eten tevoorschijn komt, zet de olifanten aan op zoek te gaan naar eten.

En omdat olifanten hun huid graag schuren, en daarin elk hun eigen voorkeur hebben, ontwierp De Zeeuw betonplaten met verschillende oppervlakken. Door te kiezen voor ruwe of juist gladdere platen, kunnen de dieren hun eigen skincare routine samenstellen. Bovendien hebben de platen verschillende tinten, zodat sommige warmte vasthouden, en andere het afstoten. Zo zorgen ze voor zowel verkoeling als verwarming.

De dierentuin van de toekomst

Maar hoever kom je met een eerste stap? Hoewel De Zeeuw het voormalige parkeerterrein van Artis bij het olifantenverblijf heeft getrokken, lopen de olifanten nog steeds rond op een te klein oppervlak. En nog altijd worden ze van alle kanten bekeken.

Terwijl ik tegenover het verblijf zit, lopen de olifanten steeds hun stal in en uit. Toch fijn, denk ik, ze hebben een plekje gekregen om zich van tijd tot tijd even terug te trekken. Maar eenmaal om het verblijf heengelopen, zie ik dat die stal aan de achterkant helemaal open is. Ook daar kun je ze blijven aangapen.

Kan de dierentuin een plek worden waar de belangen van de dieren centraal staan? Zo ja, dan zijn er in elk geval nog heel wat stappen nodig. Daar lijkt De Zeeuw het mee eens te zijn. Terwijl zijn ontwerp voor Artis de bestaande dierentuin als uitgangspunt neemt, en daarin een bescheiden aantal draden verplaatst, breekt ZOOOF – dat hij in 2017 samen met architecten Bart de Hartog en Ira Koers en onderzoeker David Habets startte – radicaal met het concept.

Kan de dierentuin een plek worden waar de belangen van de dieren centraal staan? Zo ja, dan zijn er in elk geval nog heel wat stappen nodig

Een van de toekomstbeelden is De Hartogs project The City as Zoo. Het is een voorstel om de dieren niet uit de stad te plaatsen, maar juist verder de stad in te leiden. De middenbermen van de straten worden vrijgemaakt voor zogenaamde zoo boulevards, linear prairies en insect lanes. Die verbinden dierentuinen, parken en groene gebieden buiten de stad met elkaar, en stimuleren interactie tussen mensen en dieren.

Een ander toekomstbeeld is dat van Wilding the Zoo. Het verschil tussen deze wilde dierentuin en de eerdergenoemde voorstellen om de dierentuin te verwilderen, is dat in De Zeeuws dierentuin niet alleen dieren of hun omgeving, maar ook de mens moet verwilderen. Dat stelt hem in staat om zich beter in te leven in dieren en samen nieuwe rituelen uit te voeren.

De Zeeuw ontwierp voor Wilding the Zoo drie locaties. De hibernation rock is er om tussen andere dieren te slapen. Op de interspecies dinner rock kunnen mensen en dieren samen dineren, hun voedsel delen, maar lopen mensen ook het risico om bejaagd te worden. Tot slot is er de inhumation rock, een Stonehenge-achtig oord voor ceremonies. Hier worden bijvoorbeeld de lichamen van overleden mensen aan gieren gevoerd.

Maquette van Zoo of the Future // David Habets

Lange weg

Een paar weken na mijn bezoek aan Artis ben ik aan het kamperen op een Waddeneiland. Ik zit voor de caravan een mandarijn te eten terwijl ik Staying with the Trouble lees. Op de camper tegenover mij zit een meeuw al een tijdje naar het stuk fruit te staren. Ik bedenk wat ik ermee zal doen.

Ik ben best bereid om het te delen, maar ik weet dat als ik dat doe, de meeuw terug zal komen voor meer. Misschien neemt hij dan mijn vuilniszak te grazen, net zoals zijn soortgenoten vorig jaar deden. Toen lag het veldje bezaaid met rotzooi.

De meeuw daalt neer bij de tent links van mij. Hij loopt wat rond, maar vliegt uiteindelijk weer weg. Ik ga naar binnen om de waterkoker aan te zetten en laat mijn halve mandarijn buiten op de tafel achter. Dan maakt de meeuw plotseling een duikvlucht. Hij grijpt het fruit en stoot daarbij mijn kop koffie om. De inhoud vloeit uit over mijn exemplaar van Haraways boek.

Ik storm de caravan uit en pak het druipende boek op. Ik vind het een mooi idee, die interspecies dinner rock, maar als ik mijn fruit al niet met een meeuw kan delen, dan hebben we nog een lange weg te gaan voordat we kunnen tafelen met olifanten, gieren en giraffen. En in de tussentijd zitten zij vast in de dierentuin.

Ik zucht. Stay with the trouble, maan ik mezelf aan. Als ik de vuilniszak beter verstop, dan kan ik mijn fruit de volgende keer misschien delen. Het boek leg ik te drogen in de zon.