Van onze correspondent in Winschoten // De dementerende stad

Tekst:
Leestijd: .

Winschoten. Na Groningen en Appingedam de derde stad van de provincie, historisch gezien dan. Een stad met een rijke geschiedenis, maar ook een stad waar dingen al een tijd de verkeerde kant op gaan. Wij vonden het tijd er een correspondent voor aan te stellen. Jaap Ploeger observeert en deelt voor GRAS wat er in zijn geboorteplaats gebeurt. Dit is de eerste aflevering.

Wat zit daar?, vraag ik me verbaasd af. Ik kijk naar het oude pakhuis aan de Venne in Winschoten. Door de heldere glas-in-loodramen zie ik systeemplafonds en brandt fel kantoorlicht in een spierwit interieur. De naam van weleer is van de gevel verdwenen.

Als ik mijn ogen sluit zie ik nog de lege Beck’s-flesjes in de vensterbanken staan na een avond in ’t Pleintje. Op de plek waar we stonden te dansen op een met plaatmetaal afgewerkte dansvloer en waar tijdens een eindexamenfeestje een kerstboom vlam vatte, loopt nu een man in overhemd met papieren naar zijn bureau.

Wat gebeurt er als de plekken van de verhalen van vroeger er niet meer zijn? Alsof je die plek in de ogen kijkt maar erachter niets meer gebeurt wat je herkent.

Winschoten, waar ik zo ongeveer de helft van mijn leven gewoond heb, heeft in de veertig jaren dat ik het ken veel veranderingen doorgemaakt. Zo rond mijn geboortejaar, in 1981, bereikte de stad qua inwonertal haar hoogtepunt. Er waren net nieuwe wijken aangelegd met praktische namen als Plan Noord en Plan Zuid.

Het handelsstadje in Oost-Groningen was levendig. De herinrichting van het centrum was in de tien tot vijftien jaar daarvoor gebeurd. Straten en steegjes waren verdwenen. Huizen platgegooid. Er waren grote supermarkten met veel parkeerplekken voor in de plaats gekomen. De vooruitgang was gearriveerd. 

Als ik nu door Winschoten loop herken ik sommige stukken niet meer, en lijkt de stad mij ook niet meer te herkennen. Trapveldjes zijn parkeerplaatsen. Flats zijn ineens trapveldjes.

De gebouwen bestaan nog in mijn hoofd. Ik herinner het me, maar Winschoten zelf kan het zich niet meer herinneren

De gevangenis met haar hoge muren is nu een straat met flinke twee-onder-één-kappers. De bioscoop is na lang leeggestaan te hebben een sportschool geworden. ‘Ultimate Gym’ staat met koeienletters over het nog vaag zichtbare ‘Hollywood’. De kleine snackbar ernaast is nu een zijingang van iets anders. De uitbater is inmiddels postbode en groet nog even uitbundig als toen wij om drie uur ’s nachts berenhappen bij hem kwamen halen.

Iets verderop, aan het Marktplein, staan een paar auto’s op een kale fundering. Hier stond ooit de bekende shoarmatent van Nasr. De gebouwen bestaan nog in mijn hoofd terwijl ik naar een gat kijk. Ik herinner het me, maar Winschoten zelf kan het zich niet meer herinneren.

In Winschoten lijken veranderingen sneller te gaan dan op andere plekken, al is het maar vanwege de vele panden, huizen en markante gebouwen die in de loop der jaren in vlammen zijn opgegaan. Hoe er toch steeds weer een mooi historisch pand kon afbranden heeft mij altijd verbaasd. De beroemdste brand is die van Hotel Dommering, waar nu al weer decennia de HEMA staat.

De grote joodse gemeenschap noemde Winschoten Sodom, vanwege het losbandige karakter van de inwoners. In de bijbel komt Sodom er, net als Gomorra, niet goed van af.

In Winschoten is niet alleen veel afgebrand maar ook veel gesloopt. In de Torenstraat ligt een wat treurig parkje waar slagerij Kiewiet stond. De bibliotheek, ooit een van de meest moderne gebouwen van de stad en voor kinderen een geweldig doolhof, is recent afgebroken. Ook het Sint Lucas Ziekenhuis, waar ik geboren ben, staat leeg. Eromheen staan hekken. Het onkruid komt tussen de parkeerplekken omhoog. Verlaten. Desolaat.

Tegenover het voormalige ziekenhuis staat een nog treuriger rijtje appartementen, eronder zat ooit een prima pizzeria. Ik weet niet eens meer wanneer. En of het wel een pizzeria was.

In het Stadspark zwommen we in de zomer in het openluchtzwembad. Het was al verdwenen toen ik twaalf was. Alleen het pierenbadje kun je nog terugvinden, samen met een fundament van de hoge duikplank.

Op sommige plekken kan ik me niet meer voor de geest halen wat er stond. Een oude fabriek? Statige huizen die ooit het centrum van Winschoten omringden? Een pakhuis? Of was het altijd al een parkeerplaats?

Natuurlijk veranderen steden en dorpen. Dat is het lot van al wat gebouwd is. Een teken van vooruitgang, Maar wanneer een stad binnen de tijdsspanne van je eigen leven, en ik ben hopelijk nog maar ergens halverwege, zo is veranderd, raak je er wel snel van los. Er is geen achtergrond meer waartegen de verhalen in je hoofd zich hebben afgespeeld.

De stad is dement, nog voordat ik het zelf geworden ben.