Het ideale profiel

Op zoek naar een nieuwe stadsbouwmeester // Deel 10: Kristiaan Capelle

Tekst:
Beeld:
Leestijd: .

Groningen krijgt in 2021 een nieuwe stadsbouwmeester. Wie moet de opvolger van Jeroen de Willigen worden? En wat worden zijn of haar belangrijkste opgaven? GRAS vraagt het verschillende mensen die vanuit hun vak met de stadsbouwmeester te maken hebben. In deel 10: projectontwikkelaar Kristiaan Capelle. ‘Als je als stadsbouwmeester van Groningen in staat bent in Breda of Hamburg iets op gang te brengen, dan heb je het ook goed gedaan.’

Foto: Janna Bathoorn

Kristiaan Capelle groeide op in Termunten, een dorp onder de rook van Delfzijl, aan de oever van de Eems. Na zijn studie in Groningen trok hij naar Rotterdam, waar hij in 2008 aan de slag ging als zelfstandig projectontwikkelaar. Vijf jaar later bracht de liefde hem, mét zijn bedrijf MWPO, terug naar Groningen. Dit jaar is hij onder meer verantwoordelijk voor de blikvangers Merckt, aan de Grote Markt, en The Warehouse, in de Rode Weeshuisstraat.

Ik spreek Capelle in The Student Hotel aan het Boterdiep, het allereerste gebouw dat MWPO in Groningen ontwikkelde. Naar eigen zeggen doet hij binnen het bedrijf ‘van alles een beetje’. Hij haalt de meeste voldoening uit het conceptuele deel: ‘Daar draait het feitelijk om: wat ga je doen? Ik zie ergens een kans, of zie dat in de stad iets ontbreekt. De Rode Weeshuisstraat is een mooi voorbeeld. Hoe kan het nou dat je pal achter de Grote Markt zo'n verloederde straat hebt?’

Als ontwikkelaar is Capelle altijd op zoek naar de balans tussen kwaliteit en budget. ‘Hoe ga je om met het openbaar gebied en wat doe je met de begane grond? Dat is een mooi samenspel. Je kunt wel een mooi plan tekenen, maar als mensen niks in onze appartementen zien… Het is altijd spannend als de verkoop begint, dan ben ik best een beetje zenuwachtig.’

Hoe is het om projectontwikkelaar in Groningen te zijn?

‘Er gebeurt veel hier. Iedereen doet z'n best, maar ik vind niet dat we tevreden kunnen zijn. Op het gebied van ICT en alles daaromheen breekt Groningen door. Hier wonen jonge, creatieve, ondernemende mensen. Die ontwikkelingen moeten ook hun plek krijgen op stedenbouwkundig niveau. Als het gaat om laagdrempelige gebouwen met meerdere functies, waar je makkelijk binnenstapt – daarin lopen we in Groningen een beetje achter op steden als Amsterdam en Rotterdam. De planvorming kan een aanjager zijn voor ondernemerschap.

‘We moeten niet vervallen in kwantitatieve discussies. Wát bouwen we, en hoe?’

‘Groningen an sich is heel mooi, dat is een cadeautje. Het is een compacte, bruisende stad met een goede leeftijdsopbouw. Een stad met volume en groei. Er kan hier wat. Bovendien zijn we omhoog aan het werken, er liggen kansen om het nog beter te doen. In bepaalde straten staan veel winkels leeg, bijvoorbeeld, maar hoe makkelijk is het om daar supermooie benedenwoningen te ontwerpen?’

Waarom gebeurt dat nu dan niet?

‘Dat komt wel. De markt moet het op een gegeven moment oppakken. Partijen moeten uitgedaagd worden om op een goede manier zo’n winkel te transformeren. Laat als gemeente mooie voorbeelden zien van dergelijke transformaties, wijd er een lezing aan, zorg dat het in de krant komt. Dan denkt een belegger: dat moet ik misschien ook maar eens gaan doen. Door te inspireren blijf je de discussie voor.’

Daar speelt de stadsbouwmeester een rol in. Binnenkort krijgen we een nieuwe; wat voor profiel moet hij of zij hebben?

‘Het moet een verbinder, een visionair en een duider zijn. Maar ook iemand die mensen aan het denken zet. Een beetje een nar, zo af en toe. Duid maar dat sommige dingen niet goed gaan. Je mag best ontevreden zijn, zo lang je ook positief blijft. Een soort topsportmentaliteit is niet verkeerd. Vraag af en toe het onmogelijke, dan kom je verder dan het gemiddelde. Dat is goed voor de hele sector, dan ontstaat er veel meer kennis.

‘De stadsbouwmeester moet een echte vakman of -vrouw zijn. Maar ook iemand die op een groot schaalniveau dingen kan aanjagen. Die mensen kan uitdagen om het nog beter te doen. En, heel belangrijk: hij of zij moet een verkoper van de stad zijn. Als je als stadsbouwmeester op een goede manier communiceert, kun je regelmatig de media halen. Zelfs de landelijke. Dat is belangrijk, dan zien andere steden dat in Groningen iets gebeurt, en gaan de architectuurreizen hierheen. Zorg dat er een dynamiek ontstaat waardoor iedereen het gevoel krijgt iets met Groningen te moeten. Als je innovatief bent, komen mensen naar je toe. Dan creëer je van onderop een soort ondernemerschap. En is iedereen trots op wat we hier doen, van de installateur en de metselaar tot de architect.

Foto: Janna Bathoorn

‘Anders dan voorheen moeten plannen niet meer alleen stedenbouwkundig goed verankerd zijn. Er komen veel meer facetten bij kijken. Gebouwen krijgen andere functies, transformeren. De verstedelijking verandert, er is vergrijzing. Hoe ga je daarmee om? Treedt de overheid terug of juist niet? Er komen allemaal nieuwe opgaven op ons af. Eén persoon kan daarbij niet alles in huis hebben, daarom moet de stadsbouwmeester kennis naar Groningen toe trekken. Met de beste mensen ter wereld, op het gebied van mobiliteit of energie, bijvoorbeeld.  

‘Uiteindelijk kom je op het punt dat het inhuren van expertise betaalbaar wordt – want dat is vaak het probleem. Alles wat nieuw is, is duur en lastig. Maar met goede projecten kun je die ingehuurde expertise als het ware terugverdienen. We zouden daarin een voorbeeld of voortrekker kunnen worden, zelfs internationaal. Zodat mensen voor goede stadslogistiek naar Groningen komen kijken. Als je als stadsbouwmeester van Groningen in staat bent in Breda of Hamburg iets op gang te brengen, dan heb je het ook goed gedaan. Zorg maar dat je zo'n voorbeeld bent.’

Met welke opgaven moet de nieuwe stadsbouwmeester aan de slag?

‘Meer dan in andere jaren komen op dit moment allerlei dingen bij elkaar. Corona versnelt processen. Er gebeurt meer online, de stadslogistiek komt in een ander licht te staan. Betaalbaar wonen in de stad is een belangrijk, actueel thema. Hoe ga je met retail om, met thuiswerken, met multifunctionele gebouwen? Circulair bouwen, vergroening ­– allemaal thema's die al langer spelen, maar nu ineens bij elkaar komen. In het oppakken daarvan zouden we in Groningen voorop moeten lopen. Wees maar de eerste die een nieuwe weg inslaat.

‘De stadsbouwmeester kan opereren op een groot schaalniveau, ook als het om sociale componenten gaat. De verbinding tussen wijken, verduurzaming, mobiliteit: dat soort ontwikkelingen mag de stadsbouwmeester aanjagen. Daarbij moet hij of zij niet vertellen hoe we het moeten doen, maar mensen triggeren, laten nadenken en het beste in hen naar boven halen.

‘We moeten oppassen dat we niet vervallen in kwantitatieve discussies, en alleen maar praten over hoeveel woningen we moeten bouwen. Wát bouwen we, en hoe? Daar speelt de stadsbouwmeester een grote rol in. Hoe gaan we met woningbouwprogramma’s om en met bijzondere woontypologieën? Dat vergt aandacht. De stad inclusief maken is een andere grote opgave: we moeten voor elke portemonnee iets bouwen, door de hele stad heen. Zodat wijken geen enclaves van bepaalde groepen worden.

‘Zorg dat er een dynamiek ontstaat waardoor iedereen het gevoel krijgt iets met Groningen te moeten’

‘Ik vind dat er de afgelopen jaren veel geanonimiseerd is gebouwd in Groningen. De uitbreidingswijken zijn niet allemaal even succesvol. In Meerstad is een scherpe keuze gemaakt: water, een ruime opzet, een park. Dat is niet alleen verkondigd, maar ook uitgevoerd. Een gebied sec volbouwen met huizen en straten is niet de goede aanpak. Hoe ligt zo'n wijk er dertig jaar later bij? In Beijum zie je voorbeelden van hoe dat mis kan gaan, daar staan appartementen op onlogische plekken. Er lijkt puur kwantitatief gedacht. Overigens is dat in heel Nederland in die tijd misgegaan. Daaraan zie je hoe belangrijk het is om er scherp over na te denken.’

Hoe kun jij daar als ontwikkelaar aan bijdragen?

‘Door er zelf kritisch op te zijn. Als ik kijk naar Mercado, een project van ons in de Rode Weeshuisstraat: daar kun je geen sociale woningbouw van maken. Niet omdat je dat niet wilt, maar omdat het financieel niet op te brengen is. Die afweging moet je maken, maar je kunt niet elke keer zeggen dat een locatie te duur is voor sociale woningbouw. Dan komen die woningen er nooit. Aan de andere kant moet je het ook niet alleen over sociale woningbouw hebben: de stad is voor iedereen. Over dat soort dingen moet je goed nadenken, en de stadsbouwmeester is daarbij degene die over de hele stad heen kan kijken.’

Groningen is inmiddels meer dan ‘alleen’ stad. Welke rol heeft de nieuwe stadsbouwmeester in het landelijk gebied?

‘Daar moet hij of zij scherp op zijn. Ook in de dorpen moeten goede architecten ingeschakeld worden. De stadsbouwmeester mag daarin best hard zijn. Door goede voorbeelden te maken, inspireer je. Ik denk dat niemand het erg vindt om mooie dingen te maken. Of het nou om een woningbouwvereniging of een commerciële ontwikkelaar gaat. Veel partijen staan er helemaal niet verkeerd in, maar hebben soms even een goed voorbeeld nodig.

‘Groningen mag best een voorbeeld zijn voor de rest van de provincie. Wat we in onze dorpen doen zou inspirerend mogen zijn voor andere dorpen. Als stadsbouwmeester kun je daarin ook iets voor de provincie betekenen.’

Foto: Janna Bathoorn

Hoe kijk jij naar de rol die de stadsbouwmeester speelt in de welstand?

‘Ik zie de taak van de stadsbouwmeester en de welstand als twee aparte dingen. De welstand mag verzwaard worden, minder een lokaal clubje zijn en een eigen aanvoerder krijgen. Liefst een ervaren architect uit een andere stad. De stadsbouwmeester hoeft dan niet degene te zijn die de discussie over de kozijnen voert. De welstand mag strenger zijn, mensen uitdagen en aanzetten tot het maken van goede plannen. Wereldsteden als Londen en Parijs kunnen daarbij prima referenties zijn.’

Zijn zulke metropolen realistische referenties voor Groningen?

‘Nou, niet per se natuurlijk. Maar waar ik op doel is dat de leider van de welstand de bagage van het acteren op een dergelijk niveau heeft. Dat hij of zij de beste stedelijke bouwkwaliteit snapt.’

Moet de stadsbouwmeester zich dan nog bezighouden met projecten? Of alleen met de grote lijnen?

‘Zeker ook met projecten. Daarbij bestaat een bepaald spanningsveld in hoever dat gaat. De leider van de welstand en de stadsbouwmeester kunnen daar samen goed over sparren. Maar de stadsbouwmeester moet zich bemoeien met elk gebouw.’

Hoe kijk jij als opdrachtgever aan tegen het pleidooi van de huidige stadsbouwmeester voor goed opdrachtgeverschap?

‘Als je als ontwikkelaar op je vingers wordt getikt door de stadsbouwmeester, dan ben je geen goede opdrachtgever. Je moet snappen dat een gebouw goed moet zijn en moet passen in zijn omgeving. Het gesprek met de welstand en de stadsbouwmeester voer je naar mijn idee om het nog beter te maken. Dat zijn mooie, scherpe discussies, die gaan ergens over. Maar als je naar huis wordt gestuurd omdat de principiële elementen van je plan niet in orde zijn, dan heb je je werk niet goed gedaan.’

Het gebeurt weleens dat de stadsbouwmeester een opdrachtgever op het hart moet drukken wat beter naar de architect te luisteren.

‘Dat heb ik zelf gelukkig nog nooit meegemaakt, maar ik kan me goed voorstellen dat dat gebeurt. Ik zou zelf geen ondoordacht plan willen afleveren. Het is goed dat de stadsbouwmeester daar heel streng in is. Als je dat als ontwikkelaar niet prettig vindt, dan moet je hier niet gaan bouwen.’

De huidige stadsbouwmeester is ook directeur van een van de grootste architectenbureaus in Groningen. Vind je dat de nieuwe stadsbouwmeester iemand met banden in het Noorden zou moeten zijn?

‘Nee, het moet iemand van elders in het land zijn. Die begint met een schone lei. Een frisse blik is goed. Bij de gemeentelijke dienst zitten mensen die voor verankering zorgen en voor lokaal tegenwicht. Die zijn mondig genoeg om aan te geven wanneer dingen anders zouden moeten. Het is goed om iemand aan te stellen die vrij kan denken en niet terughoudend hoeft te zijn. Een goede vakman of -vrouw hoeft vooraf niks te weten, die kan zo instappen en snapt de context snel genoeg. De stad leren begrijpen is geen probleem.’