Het ideale profiel

Op zoek naar een nieuwe stadsbouwmeester // Deel 6: Martine Drijftholt

Tekst:
Beeld:
Leestijd: .

Groningen krijgt in 2021 een nieuwe stadsbouwmeester. Wie moet de opvolger van Jeroen de Willigen worden? En wat worden zijn of haar belangrijkste opgaven? GRAS vraagt het verschillende mensen die vanuit hun vak met de stadsbouwmeester te maken hebben. In deel 6: architect Martine Drijftholt. ‘De nieuwe stadsbouwmeester moeten we direct een fiets geven.’

Foto: Janna Bathoorn

Het Europapark is de afgelopen jaren ingrijpend veranderd. Waar het oorspronkelijk bestemd was voor bedrijfsgebouwen, is het inmiddels een levendig woon-werkgebied. Verantwoordelijk voor meerdere blikvangers in deze nieuwe buurt is TEAM 4 Architecten, het bureau waar Martine Drijftholt architect-directeur is. Ik spreek haar in Kolenpark, het door TEAM 4 zelf ontworpen hoofdkantoor dat tegelijk dienst doet als appartementencomplex.

Drijftholt was na haar afstuderen zes jaar in dienst bij de befaamde architect Herman Hertzberger, die op dat moment al op leeftijd was. Ze kijkt er met plezier op terug. ‘Herman gaf me alle vrijheid. Ik heb onder hem veel aan scholen gewerkt, superleuk. Maar op een gegeven moment dacht ik: nu wil ik wel eens wat anders.’

Dat werd Groningen. Drijftholt stuurde een open sollicitatie naar De Zwarte Hond en werd aangenomen. ‘Het eerste project dat op mijn bureau gelegd werd, was een school.’ Na negen jaar maakte ze de overstap naar TEAM 4, waar ze – tussen het ontwerpen van nog meer scholen door – in 2017 toetrad tot de directie.

Hoe kijk jij als ontwerper naar het fenomeen stadsbouwmeester?

‘Met de stadsbouwmeester kunnen we dingen in een bredere setting bespreken. Tijdens een overleg met verschillende mensen loopt algauw van alles door elkaar. Als je alleen met de stadsbouwmeester of met een stedenbouwkundige van het Atelier Stadsbouwmeester zit, kun je de te kiezen aanpak beter bepalen.  

‘De stadsbouwmeester toetst niet alleen projecten, we praten er vooraf al met elkaar over. Zo kan hij sturing geven. Dat vind ik erg fijn werken. Je hebt nooit het gevoel dat je op het matje geroepen wordt en een beoordeling krijgt, zoals vroeger op de universiteit. Je probeert samen iets goeds te doen.

‘Hoe maken we de stad echt van iedereen? Alleen een lijstje met hoeveel sociale woningen ergens moeten komen, dat kan het niet zijn’

‘Er is openheid in Groningen, dat vind ik leuk. Hoe groot de stad en de gemeentelijke dienst ook zijn, je kunt altijd sparren over projecten. Dat is heel waardevol. De stadsbouwmeester doet daarbij zijn best om architecten in hun kracht te zetten. Ik heb regelmatig meegemaakt dat hij opdrachtgevers op het hart drukt vooral eerst de architect zijn werk te laten doen. Zo’n houding doet de stad goed, denk ik.’

Wat is jouw eigen ervaring met opdrachtgevers? Waar sta jij als architect bij een project?

‘Dat verschilt nogal. De ene opdrachtgever laat ons onderzoeken wat de kracht van een plek is en hoe we er iets goeds van kunnen maken. Pas daarna wordt geteld hoeveel woningen erin passen en hoeveel het opbrengt. Die aanpak levert vaak een beter plan op dan wanneer een opdrachtgever simpelweg de plek en het gewenste aantal appartementen op ons bureau legt. Er zonder verwachtingen in gaan, het eerst even laat groeien en een open gesprek met alle instanties voeren. Zodra de druk erop ligt, vooral programmatisch of financieel, gaat het vaak gelijk moeilijker.’

Moet de nieuwe stadsbouwmeester dingen expliciet anders gaan doen?

‘Ja, de rol van welstand moet veranderen. De stadsbouwmeester moet daarin een veel kleinere rol en meer afstand hebben. Die zou af en toe als een soort gast aan kunnen schuiven, maar niet de permanente voorzitter moeten zijn. Het is zonde als de stadsbouwmeester zijn of haar tijd grotendeels besteedt aan welstand. Waarom is het geen uitvoerend orgaan, met de stadsbouwmeester erboven? Een grotere commissie die af en toe van samenstelling verandert en waar mensen van buiten de stad in zitten. In Amsterdam zit een Rotterdammer in de welstandscommissie en andersom. Dan hou je elkaar scherp.

Foto: Janna Bathoorn

‘Het principe van de Vlaams Bouwmeester vind ik mooi, die heeft meer invloed. Als gemeente mag je opdrachtgevers geen lijstje met architecten geven. Maar de Vlaams Bouwmeester is zelf opdrachtgever en zet jonge architecten op projecten. Op die manier komen daar bijvoorbeeld 150 nieuwe schoolgebouwen in één programma, elk op hun eigen manier ontworpen, maar wel in samenhang. En kennis wordt onderling gedeeld. Dat zit goed in elkaar, daar zouden we wat van kunnen leren.’ 

Maakt het uit welke achtergrond de nieuwe stadsbouwmeester heeft?

‘Dat hangt van de persoon af. Ik vind het in nu elk geval heel prettig dat de stadsbouwmeester geen architect is, maar een stedenbouwkundige. Hoewel er ook overlap is, zijn het twee heel verschillende disciplines, en dat weten we van elkaar. Dat je het met de stadsbouwmeester niet over een kozijndetail hebt, vind ik heel goed. Daarmee laat je architecten in hun waarde en respecteer je hun expertise. Met een stedenbouwer als stadsbouwmeester worden bovendien andere onderwerpen geagendeerd.’

Wat moet de nieuwe stadsbouwmeester in zijn of haar mars hebben?

‘Je bent als stadsbouwmeester een ongelooflijk belangrijke adviseur voor de politiek. Vanuit het perspectief van de ruimtelijke ordening is de termijn waarop raadsleden en het college zitten heel kort. De stadsbouwmeester moet daarom onafhankelijk advies aan het college blijven geven. Gevraagd en ongevraagd, ten dienste van het maken van weloverwogen keuzes. Een stadsbouwmeester is in staat om los van de lopende agenda te agenderen en echt vooruit te kijken. Uiteindelijk zetten bestuurders de koers uit, maar je moet ze als stadsbouwmeester wel voeden. Niet zeggen hoe het moet, maar ideeën aandragen. Dat vraagt natuurlijk wel wat politiek gevoel.’

Heb je autoriteit nodig om zo’n rol te vervullen?

‘Onafhankelijkheid is belangrijker. Je bent als stadsbouwmeester geen onderdeel van de gemeente, maar een soort gastwerknemer. Daarbij moet je wel kunnen omgaan met het werken in een ambtelijke structuur. Het is geen bedrijf waar je in terechtkomt. Dingen gaan er soms langzaam of moeizaam. Belangrijk is dat mensen je waarderen om je expertise en je advies aannemen. Stedenbouwkundigen die bij de gemeente werken moeten energie krijgen van de stadsbouwmeester. Het zou gaaf zijn als het iemand is waar ze tegenop kijken en van kunnen leren. Dat verdient Groningen toch?’

Staat Groningen nationaal en internationaal gezien op de kaart?

‘In de rest van Nederland weten ze amper wat in Groningen speelt. En onlangs was ik met een groep Nederlandse architecten in Japan, als enige uit Groningen. Daar kwam een Japanse expert vertellen over bevingsbestendig bouwen. Ik dacht: weten jullie allemaal niet dat wij dat in Groningen ook doen? Dat is ons werk! We zijn in Groningen heel bescheiden, we dragen niet uit waar we goed in zijn. De ontwikkeling van bevingsbestendig bouwen is in een paar jaar tijd gebeurd. En we zijn er hartstikke goed in. Maar we vinden het heel gewoon.’

Met welke opgaven moet de nieuwe stadsbouwmeester aan de slag?

‘Een in Groningen terugkerende uitspraak is 'de stad is van iedereen'. Daar zit een belangrijke link met ruimtelijke ordening en dus met de stadsbouwmeester. Die zou voorbeelden kunnen aanreiken van hoe je de stad daadwerkelijk van iedereen maakt. En wat betekent dat dan, hoe gaan we dat doen? Als architect komt zo'n thema pas op je bureau als de plannen al gemaakt zijn. Alleen een lijstje met hoeveel sociale woningen in een bepaalde wijk moeten komen, dat kan het niet zijn. Er is meer dan dat.

‘De afgelopen zes jaar is een goed basement gelegd. Misschien is het tijd om de boel een beetje door elkaar te gaan schudden’

‘De energietransitie is een ander belangrijk thema. Het Atelier Stadsbouwmeester heeft daar een fijn document over gemaakt, De Nordic City, dat gebruik ik veel. Het helpt om dingen in een groter geheel te zien. Klimaatadaptatie is ook een opgave die hoog op het lijstje staat. In Groningen is de situatie op dat vlak best ernstig. Onlangs stond in de Volkskrant een kaart waarop te zien was waar de afgelopen twee jaar de grootste droogte ontstaan is, daarop was Groningen knalrood. Het woord ‘hittestress’ kende ik eerder niet eens, maar als je ziet op welke plekken het veel te warm wordt in de zomer – dat is een serieus probleem.

‘Bij zo’n thema kan de stadsbouwmeester voor samenhang zorgen. Ik denk dat alle architecten in de stad zich er druk over maken en er iets in willen betekenen. Ik voel een verantwoordelijkheid om eraan bij te dragen, maar het is te groot. Hier en daar zie je kleine speldenprikjes, iedereen heeft de beste intenties. Maar als je de samenhang erin kunt vinden en het heel breed kunt trekken… Als we daar de komende jaren op het niveau van de stad concreet mee aan de slag gaan, zou ik dat heel tof vinden.’

Zijn architecten bang om concurrenten te dichtbij te laten komen?

‘Nee, helemaal niet. Laatst hadden we een prijsvraag, toen vroeg ik aan de opdrachtgever welke bureaus nog meer meededen. Wilden ze niet zeggen. Toen zei ik: “We hebben gewoon een appgroep met alle architecten hoor, daarin bespreken we alle prijsvragen.” Dat was natuurlijk een grapje. Maar er gebeurt zoveel, je weet simpelweg niet wat iemand allemaal in zijn portfolio heeft. Je ziet het pas wanneer er een bouwbord staat.

‘Het zou goed zijn om de ontwikkeling van plannen breed te delen. En ook heel praktisch. Je kunt er de typologie van projecten op aanpassen. Samen een gebied analyseren en een opzet maken, net als we tijdens onze opleiding deden. Langs het Reitdiep is het onlangs wel gebeurd – maar eigenlijk ook net te laat. De tekeningen waren al klaar toen we de invulling van de openbare ruimte met elkaar afstemden. We zochten elkaar als architecten op en vroegen de stadsbouwmeester om een gezamenlijke sessie. Hij was blij verrast dat we elkaar hadden gevonden.’

Hebben we in Groningen eigenlijk een stadsbouwmeester nodig?

‘In Amsterdam hebben ze geen stadsbouwmeester, maar stellen ze voor grote projecten een supervisor aan. Dat werkt prima. Toch is het goed dat wij een stadsbouwmeester hebben, vooral voor de samenhang tussen verschillende deelplannen en gebieden in de stad. Iemand die de grote thema's overziet op het niveau van de stad. Dat kunnen wij als architecten niet, maar we doen er wel graag aan mee. Maar hoe precies?

Foto: Janna Bathoorn

‘Ik spreek veel collega's, maar heb het niet altijd in de gaten wanneer een ander bureau even verderop ook bezig is met een nieuwbouwproject. Het is interessant om te weten wat iedereen doet qua typologie. En vertellen we allebei een ander verhaal of hebben we misschien wel dezelfde analyse gemaakt? Dat soort gesprekken vinden vaak niet of net te laat plaats. Het Atelier Stadsbouwmeester ziet de samenhang tussen plannen en kan een koers uitzetten.’

Moet de nieuwe stadsbouwmeester uit het Noorden komen of juist niet?

‘De afgelopen zes jaar is een goed basement gelegd, waarop we kunnen voortbouwen. Dat heeft ruimte gemaakt voor iets nieuws. Misschien is het tijd om de boel een beetje door elkaar te gaan schudden. Ik zou het interessant vinden als we nu een stadsbouwmeester krijgen die de stad niet goed kent. Die zich verwondert en met een frisse blik kijkt. Misschien zelfs wel iemand die niet uit Nederland komt, en ons idee van de compacte stad en verdichting kritisch analyseert. Iemand die het op een positieve manier benadert en ziet dat het uniek is wat we hier doen.

‘De nieuwe stadsbouwmeester moeten we overigens wel direct een fiets geven. Want hij of zij moet Groningen blijven ontdekken. En een ambassadeur van de stad worden. Van zo iemand krijgen wij als ontwerpers een energieboost.’

Heb je ook iemand op het oog?

‘Nee, ik ben natuurlijk niet de KNVB. Ik benijd de mensen die een lijstje met namen moeten maken niet. Misschien kennen we de beste kandidaat simpelweg nog niet. Waar is hij of zij? Misschien moet het een Amerikaan zijn, of een Japanner of een Spanjaard. De universiteit trekt aan de lopende band hoogleraren uit de hele wereld aan, dus dat kan best.’

Wat zou je de nieuwe stadsbouwmeester willen meegeven?

‘Blijf je verwonderen. Probeer niet opgeslokt te worden door bureaucratie of calimero-gedrag. Sta open voor nieuwe dingen. Als je met een vooringenomen plan komt, denk ik dat het misgaat. Het voelen en er zijn, dat maakt je een betere stadsbouwmeester.’