Op zoek naar een nieuwe stadsbouwmeester // Deel 8: Reimar von Meding

Tekst:
Beeld:
Leestijd: .

Groningen krijgt in 2021 een nieuwe stadsbouwmeester. Wie moet de opvolger van Jeroen de Willigen worden? En wat worden zijn of haar belangrijkste opgaven? GRAS vraagt het verschillende mensen die vanuit hun vak met de stadsbouwmeester te maken hebben. In deel 8: architect Reimar von Meding. ‘Het debat over de stad win je allang niet meer in de vakgemeenschap. De stadsbouwmeester moet in staat zijn om andere partijen een bepaalde kant op te krijgen.’

Foto: Janna Bathoorn

Zijn prins-Claus-accent, zoals hij het zelf noemt, verraadt direct dat Reimar von Meding niet in Nederland geboren werd. Toch is hij inmiddels meer Nederlander dan Duitser. Als architect voelt hij zich in zijn geboorteland soms zelfs een vreemdeling. ‘Ik heb het vak in Nederland geleerd en ben ook echt een Nederlandse ondernemer. Dat voel je pas wanneer je in het buitenland bent, dan merk je hoe anders dingen gaan.’

In 1997 ging Von Meding architectuur studeren aan de TU Delft, om vervolgens niet meer weg te gaan uit Nederland. Hij ging als assistent-ontwerper aan de slag voor KAW, op de net geopende vestiging in Rotterdam. Bij het bureau kreeg hij al snel de kans en de ruimte om zijn ideeën in de praktijk te brengen.

Inmiddels is Von Meding bij datzelfde KAW directeur. Strategische stedenbouwprojecten doet hij vooral vanuit Rotterdam, maar regelmatige bezoeken aan de Groningse vestiging zorgen ervoor dat hij als niet-Groninger de stad toch goed kent. Niet zo lang geleden maakte hij met zijn bureau een scherpe strategische analyse van de woningmarkt in de stad. ‘Om het halfjaar twijfel ik of ik niet naar Groningen moet verhuizen. Ik vind het echt een hele leuke stad.’

Hoe kijk jij naar het fenomeen stadsbouwmeester?

‘Ik sta er ambivalent tegenover. Stadsbouwmeester, rijksbouwmeester – die functies zijn boterzacht. Niet ontzettend geformaliseerd, maar er rust wel een zware inhoudelijke verantwoordelijkheid op. Vervolgens valt of staat het met wie zo’n rol vervult. Of diegene inhoudelijk sterk is én of hij of zij goed over het voetlicht kan brengen waarover het moet gaan. Je moet als stadsbouwmeester je mannetje staan. Eigenlijk zou je zo'n functie veel steviger moeten neerzetten. Of je zou er minder belang aan moeten hechten – het is het een of het ander. Nu hangt het er wat tussenin.

‘De functie van stadsbouwmeester zou je veel steviger moeten neerzetten – of er minder belang aan moeten hechten’

‘Iedereen kijkt tegen de stadsbouwmeester en de rijksbouwmeester op, zowel tegen de persoon als de functie. Maar als je moet benoemen wat die functie concreet inhoudt – het is moeilijk om dat vast te pakken. Het mag duidelijker worden gemaakt wat een stadsbouwmeester is en doet.’

Hou zou je dat zelf uitleggen? Wat is de taak van een stadsbouwmeester?

‘Een stadsbouwmeester zou zich moeten bekommeren om de ruimtelijke kwaliteit van de stad. Dat is vrij simpel gezegd waar het over zou moeten gaan. In de praktijk merk ik dat het dan al snel over esthetiek gaat. Terwijl Groningen een extreem grote opgave op het gebied van wonen heeft. Een sociaal vraagstuk dat zich uitspreidt over verschillende wijken. Je moet ervoor waken dat de stadsbouwmeester geen maatschappelijk werker wordt, maar hij of zij moet wel sociale en economische fenomenen weten te duiden. En daarmee een bijdrage leveren aan de kwalitatieve ruimtelijke ontwikkeling van de stad.’

Groningen krijgt binnenkort een nieuwe stadsbouwmeester. Wat voor profiel moet die hebben?

‘Als je op een bepaald niveau opereert, kun je het je niet permitteren om een soort monofunctie te vervullen. Een stadsbouwmeester is bezig met de hele stad, met tweehonderdduizend mensen, met een maatschappij. Dan gaat het om meer dan een discussie over de kleur van baksteen. Op de positie van stadsbouwmeester mag nooit iemand zitten die zich alleen om architectuur of stedenbouw bekommert. Je hebt een brede blik op stadsontwikkeling nodig.

Foto: Janna Bathoorn

‘De afgelopen tien, twintig jaar is zo’n brede blik steeds belangrijker geworden, omdat steeds meer fenomenen invloed hebben op de stad. Er zijn ook veel meer spelers en stakeholders. De stad Groningen besluit niet zomaar dat ergens nieuwe woningen gebouwd gaan worden. Dat speelveld is veel complexer geworden, en daarin moet een stadsbouwmeester kunnen bewegen. Het moet iemand zijn die intellectueel de capaciteiten heeft om ook economische, sociaalmaatschappelijke en duurzaamheidsvraagstukken te kunnen inbedden in stadsontwikkeling.

‘Er valt iets voor te zeggen om geen architect of stedenbouwer, maar iemand uit een heel andere hoek binnen te halen. Dan domineren niet altijd de ruimtelijke vraagstukken en kom je een beetje los van het traditionele denken. Maar de functie van stadsbouwmeester gaat uiteindelijk wel degelijk over de ruimtelijke invloed en de stedenbouwkundige kwaliteit van de stad. Daar kunnen we niet omheen. Als stadsbouwmeester moet je begrijpen wat stedenbouw is en wat het betekent. Stadsontwikkeling gaat over langlopende trajecten, over decennia. Daar heb je een stedenbouwkundige voor nodig. Als je met een ontstoken verstandskies naar de kaakchirurg gaat, wil je dat die goed opgeleid is. Het is handig als hij of zij wat psychologische achtergrond heeft, maar je wordt liever geopereerd door een chirurg dan door een psycholoog.’

Met welke opgaven moet de nieuwe stadsbouwmeester aan de slag?

‘Ik merk dat de rest van Nederland naar Groningen kijkt als dat gebied rechts bovenin de hoek. Onterecht, als je het mij vraagt. Als stad op een vernieuwende manier aan jezelf werken, dat gebeurt nergens zo intensief en zo goed als in Groningen. Maar het is heel moeilijk om dat elders in het land over te brengen. De grote steden denken allemaal dat ze het heel goed doen, simpelweg omdat daar veel gebeurt. Maar het proces is veel te complex en te log. In Groningen daarentegen is een klimaat waarin mensen durven te experimenteren. Een mooi voorbeeld is Wijkbedrijf Selwerd. Zoiets had in een stad als Utrecht nooit gekund. Groningen is zelf ook heel sterk in het hooghouden van het calimero-effect. De stad moet meer uitdragen wat voor bijzonders er gebeurt. En vervolgens op basis van dat goede imago mensen met kwaliteit aantrekken. Ik vind het belangrijk dat de stadsbouwmeester daaraan bijdraagt.

‘De verbinding tussen Groningen en de rest van het land is een ander actueel thema. Er wordt constant gepraat over infrastructurele verbindingen tussen Groningen en de Randstad. Dat zullen blijvende discussies zijn, zeker in het tijdperk van duurzame mobiliteit. Ik denk dat het heel sterk zou zijn als de nieuwe stadsbouwmeester op regionaal niveau politieke invloed kan uitoefenen, om de stad nog beter op de kaart te zetten.’

Jeroen de Willigen sprong regelmatig op de bres voor goed opdrachtgeverschap. Hoe kijk jij daar als ontwerper naar?

‘Een groot probleem is dat de meeste partijen niet meer weten wat goed opdrachtgeverschap betekent. Nog niet zo lang geleden was opdrachtgeverschap heel eenduidig. Een hele generatie architecten is opgegroeid met het principe dat ze een programma krijgen en daarvoor een ontwerp mogen maken. Op een gegeven moment ging dat helemaal op de schop, zelfs dusdanig dat architecten soms helemaal niet meer weten wie voor een bepaalde opgave de opdrachtgever is. Als architecten kunnen we in een vroeg stadium opdrachten beïnvloeden, daarom zijn we veel met klanten in gesprek over hoe ze goed opdrachtgeverschap kunnen vervullen.

‘Als je zuivere onafhankelijkheid wilt, kom je waarschijnlijk uit bij iemand die inhoudelijk matig is’

‘Goed opdrachtgeverschap is precies zo'n thema dat, net als sociaalmaatschappelijke belangen, feitelijk niks te maken heeft met stedenbouw en architectuur. Toch bepaalt het mede of je tot goede kwaliteit komt. Hoe zorg je ervoor dat sociale en economische elementen integraal meegenomen worden in opdrachten als je geen overheid hebt die alles regelt? Daarvoor moet je nieuwe constructies verzinnen. Ik zou dat heel graag op de agenda willen zetten.’

Is het belangrijk waar de nieuwe stadsbouwmeester vandaan komt?

‘Daarin moet je vrij ondogmatisch zijn. Ik zou het heel jammer vinden als je de keuze daarvan laat afhangen. Een stadsbouwmeester moet inhoudelijk goed zijn, daarbij kan het goed zijn als hij of zij van buiten Groningen komt en de opgaven fris bekijkt. Als het iemand is die in de stad geworteld is, blijft er altijd een zweem omheen hangen van het jezelf de bal toespelen. Dat moet je voorkomen. Maar ervan uitgaan dat het gras bij de buren groener is, kan ook funest zijn.

‘Als je zuivere onafhankelijkheid wilt, kom je waarschijnlijk uit bij iemand die inhoudelijk matig is. Dat kun je erg vinden, maar volgens mij moet je het accepteren en gewoon voor de beste kandidaat gaan. Het is heel lastig om iemand uit zijn of haar goed lopende bureau te laten stappen om onafhankelijk stadsbouwmeester te worden. Dat gaat niemand doen. Dat betekent dat je het moet doen met mensen die op dit moment in het vak niet zichtbaar zijn.’

Moet je een bepaalde staat van dienst hebben om stadsbouwmeester te kunnen worden?

‘Ik denk niet dat het per se iemand moet zijn die zich bewezen heeft. Belangrijker is zijn of haar persoonlijkheid. Een stadsbouwmeester moet een bepaalde autoriteit uitstralen. Het debat over de stad win je allang niet meer in de vakgemeenschap. Je moet in staat zijn om andere partijen, met hele andere belangen, een bepaalde kant op te krijgen. Dat kan alleen als je daar de power voor hebt.

‘De stadsbouwmeester hoeft niet directief te werk te gaan, het mag best iemand zijn die via de dialoog dingen voor elkaar krijgt. Zolang hij of zij zich er maar bewust van is dat de inhoud en de kwaliteit van de stad sturend en leidend zijn, en van daaruit argumenteert. Dat heeft Jeroen overigens altijd goed gedaan, zijn inhoudelijkheid is zijn grote kwaliteit geweest.’

Op dit moment is de stadsbouwmeester ook voorzitter van de welstand. Moet dat veranderen?

‘Als je alleen bezig bent met beleid en aansturen, dan komt er een moment dat je de verbinding kwijtraakt met datgene waar het over gaat. Zelf vind ik het belangrijk om als directeur ook projecten te blijven doen en de pen in de hand te hebben. Omdat je anders niet voelt wat het beleid dat jij maakt, betekent. Ik denk dat het helpt om beter beleid te maken als de stadsbouwmeester op gezette tijden wel degelijk met welstand bezig is. Maar het lijkt me ook gezond als dat deel kleiner wordt en de aandacht veel meer op het formuleren van beleid ligt, en op het bepalen van de punten waarop dat getoetst kan worden.’

Foto: Janna Bathoorn

Hebben we in Groningen wel een stadsbouwmeester nodig, of zou het ook anders ingevuld kunnen worden?

‘Laat ik het omdraaien: ik zou het helemaal niet raar vinden als iedere stad er eentje zou hebben. In andere steden is de welstandscommissie het orgaan dat de ruimtelijke kwaliteit controleert. Ik zie de stadsbouwmeester als een soort voorbode voor de welstandscommissie, maar daarnaast als iemand die agenderend optreedt. Dat is het grote verschil. De stadsbouwmeester kan dingen aan de orde stellen, kwaliteit benoemen en definiëren. Daaraan ontbreekt het in de meeste steden.

‘Veel stedenbouwkundige afdelingen zijn de afgelopen tien jaar ontmanteld. In weinig steden heb je nog vooraanstaande stedenbouwkundigen die namens en voor de stad zelf werken. Een mega-apparaat opbouwen lukt niet meer. De stadsbouwmeester heeft daarom een interessante tussenpositie: hij of zij kan alles wat in de markt en in de stad gebeurt bij elkaar brengen, vanuit het belang van de stad. Dat zou ik ook andere steden toewensen.’

Wie moet de nieuwe stadsbouwmeester van Groningen worden? Heb je een ideale kandidaat?

‘Die vraag had ik wel verwacht, maar ik ben niet tot een conclusie gekomen. Iemand die ik hoog heb zitten is Wouter Veldhuis van bureau MUST. Dat vind ik een van onze superstedenbouwkundigen: iemand die ook andere thematiek in het verhaal weet te brengen. Maar zo zijn er vast meer geschikte mensen. Als je de ideale kandidaat zoekt zijn de verwachtingen hoog, en zul je waarschijnlijk iemand moeten kiezen die niet alle hokjes aanvinkt. Maar die zul je het vertrouwen moeten geven dat hij of zij het een bepaalde kant op kan duwen.’

Stel dat je oog in oog staat met de nieuwe stadsbouwmeester, vlak voor hij of zij begint. Wat zou je hem of haar dan willen meegeven?

‘Durf vanuit Groningen groot te denken. Wees je ervan bewust dat er in Groningen interessantere dingen gebeuren dan elders in het land. En help de stad bij het uitdragen van trots. Neem daarnaast vooral ook de opgaven serieus die voor de gemiddelde stedenbouwkundige of architect minder sexy zijn. De ontwikkeling van de naoorlogse wijken wordt naar mijn idee dé opgave voor de komende tien jaar. Durf ook de banale kant een belangrijk onderdeel van de stadsontwikkeling te maken.’