Over wonen gesproken...
In een reactie op het opiniestuk van Erik Dorsman over de al dan niet bestaande wooncrisis concludeert voormalig Libau-directeur Theo Hoek dat de reguliere woningbouw van nu achterhaald is. In plaats van ideeën van dik een halve eeuw oud te blijven volgen, zou vooral de ruimtelijke vertaling van eigentijds gemeenschapsgevoel het richtpunt moeten zijn.
Het zindert onderhuids. De economie groeit, net als de onvrede, het ongemak, de – soms – wanhoop over hoe te leven in een wereld die door mensen overbevolkt en letterlijk uitgewoond wordt. Wij zijn onze eigen crisis. Niet voor niets zijn de klimaatlopers van Urgenda op weg naar Glasgow. Het roer moet om!
Terug naar de wooncrisis. Die er niet is, volgens Erik Dorsman. Er is daarentegen wel een crisis in de ruimtelijke ordening, stelt hij. En dat klopt natuurlijk, die crisis is onderdeel van een visieloze en daarmee steeds meer betekenisloze samenleving en overheid. Toch is het wonen als breekijzer te gebruiken om weer betekenis te geven aan het samenleven.
Van de week was ik op bezoek in de tiny houses-enclave in Woldwijk, Ten Boer. Interessant als voorbeeld, omdat je daar kunt zien dat in het zoeken naar de essentie van het wonen het niet gaat om een zo groot mogelijke hoeveelheid vierkante meters, maar om een dak boven je hoofd. Om een bed, een tafel, wat warmte en een plek om je maaltijd te bereiden. En, niet onbelangrijk, hoe minder binnenwereld, hoe meer ruimte voor de buitenwereld.
En daar ligt nu net de verbinding met andere mensen, de community. Het stamverband, van waaruit de verbinding, de aandacht voor elkaar, de zorg voor elkaar en de aandacht voor de buitenruimte vorm en betekenis krijgen. Een betekenis die staat voor het koesteren van die buitenruimte, het zorgen daarvoor en daarmee ook voor elkaar en voor de wereld.
Van de week was ik ook op bezoek op het suikerterrein. Eveneens interessant als voorbeeld, omdat je daar ziet dat in de zoektocht naar de essentie van het bestaan het juist de vrijheid in het creëren van een mix van woon- en (creatieve) werkplekken is die een ongekende energie en levenslust laat zien. Wonen weer als een onderdeel van het multifunctionele leven.
Beide voorbeelden laten zien dat onze reguliere woningbouw ontzettend achterhaald is. Die borduurt immers nog steeds voort op het net-naoorlogs ontstane en gegroeide idee dat het gaat om zo groot mogelijke aantallen woningen met zo veel mogelijk vierkante meters en zo veel mogelijk individueel comfort, gedrapeerd langs zo ruim mogelijke straten, vooral ingericht voor het welvaartsvervoermiddel bij uitstek: de persoonlijke auto. Daarmee is wonen gereduceerd tot het herbergen van mensen in een etalage. Cru gezegd: een vorm van dood zijn zonder begrafenis.
De opgave is wat mij betreft het ruimte maken en faciliteren van woon- of leefruimten in een vrije vormgeving, in een vrije verkaveling, in functiegedifferentieerde gebieden, maar met zorg en aandacht met elkaar bedacht en gematerialiseerd. Een ruimtelijke opgave, waar de zoektocht vooralsnog ligt op de community-ontwikkeling en de ruimtelijke uitlanding daarvan, in plaats van op de etalagefunctie. Niet onverschillig, maar juist aandachtig!