Rijkdom in de rafelranden

Tekst:
Leestijd: .

Het is een komen en gaan van busjes, fietsers en auto’s. Mensen die wat gaan halen, gaan brengen, gaan opknappen of gaan bouwen. Een groot complex, onderverdeeld in kleine biotoopjes. Soms simpelweg voor opslag, soms als broedplaats waar vakmanschap, hobby en kunstenaarschap hand-in-hand gaan.

Zomaar een dag op het COVA-terrein, tussen het Damsterdiep en het Eemskanaal. Zomaar een voorbeeld ook van een plek die middenin de stad ligt en toch onder de radar blijft. Een plek waar rauwheid en goud elkaar ontmoeten. Plekken waar er meer van zijn.

Een kleine greep: de Stadswerkplaats, een maakplek waar je zelf, onder begeleiding, kunt klussen en allerlei cursussen kunt volgen. Vrijwilligers helpen er iedereen die vraagt. Met liefde en toewijding, voor nop of een prikkie.

In een voormalig schoolgebouw in de Antillenstraat zitten een technisch laboratorium en een houtbewerkingsruimte, waar alles gerepareerd wordt. Langs het Eemskanaal ligt Betonbos, een woon- en werkplek voor vrije geesten. Een sprookjesachtige omgeving die al bijna vijftien jaar bestaat. En wat dacht je van de bedrijfsruimte aan de noordzijde van de Oosterhamrikkade? Een tijdelijke plek waar een houtbewerker, een naaiatelier en verschillende kunstenaars huizen.

In een groot pand in de Rouaanstraat heeft een groep mensen met allerlei achtergronden zich verenigd in een stichting, om op die manier een ruime loods te huren. Er zit een kunstenaar, een stel sleutelaars, een houtbewerker en een band. Ze beoefenen daar hun hobby’s uit en creëren zo hun eigen biotoop.

Over biotoop gesproken: ook het oude biologisch centrum in Haren is een fantastisch voorbeeld van hoe de samenwerking tussen een grote verscheidenheid aan mensen met allerlei ambachten tot een bruisende plek kan leiden. Een voorbeeld ook van hoe in tijdelijkheid diversiteit, saamhorigheid, creativiteit en menselijke maat ontstaan.

Foto: Paula Dieterman // pauladieterman.nl

Al deze locaties kunnen op het eerste gezicht aanvoelen als troebele, verpauperde plekken. Maar als je goed kijkt hebben ze wel degelijk grote waarde.

Dit zijn de plekken waar sociale cohesie heerst – op de ouderwetse manier. Waar men elkaar niet via boosbrieven en met VVE-statuten het leven zuur maakt. Waar vakmanschap uit een veelheid aan disciplines bij elkaar komt en vaak ongereguleerd en organisch met elkaar verbonden raakt. Waar jong en oud, generalist en specialist, leek en ervaringsdeskundige zich mengen. Waar alles nog kan ademen en niet kapot gereguleerd is.

Ik moest denken aan de meest geciteerde songtekst van Leonard Cohen: ‘There is a crack in everything. That's how the light gets in.’ Want hoe hoog het tegeltjesgehalte van deze zin ook is, hij duidt perfect de rafelrandjes van de stad.

Het paradoxale is dat dit soort plaatsen alleen kunnen bestaan bij de gratie van partijen die de bruikbaarheid van de plek niet zien. Alleen als er geen geld te verdienen is met sloop-nieuwbouw, worden zulke plaatsen gedoogd.

En zoals de natuur de boel weer overneemt op plaatsen waar de mens verdwijnt, zo neemt de mens haar omgeving over wanneer bepaalde partijen er wegblijven. Wanneer bepaalde belangen nog niet bestaan. Zodra er weer geld te verdienen valt worden deze plekken ontbonden en verworden ze niet zelden tot Vinexië. En dat is eeuwig zonde.

Natuurlijk staat Groningen voor grote opgaven op het gebied van woningbouw. In 2030 groeit de gemeente met meer dan 24 duizend inwoners. Toch zit de uitdaging niet alleen in bouwen, maar ook in hoe je de gemeente leefbaar houdt. En een voorwaarde voor die leefbaarheid is diversiteit.

Het zijn niet de appartementenblokken die het ‘m doen. Ook niet de gezinswoningen, die al decennia dezelfde indeling hebben, maar dat even tussendoor. Het is juist de organisch gevormde menselijkheid tussen de gebouwen door die bijdraagt aan de diversiteit van de stad. En hoe diverser de stad is, in al haar facetten, hoe rijker.