Terugveroverd // Binnenstad-Oost
Fotograaf Janna Bathoorn liet veertien jaar geleden de stad Groningen, waar ze opgroeide, achter zich voor het dorp Stedum. En hoewel ze er nog altijd voor een groot deel haar identiteit aan ontleent, merkt ze dat de stad in haar afwezigheid veranderd is. Dat besef gaf haar een missie: het wijk voor wijk terugwinnen van Groningen. Dit is deel 1: Binnenstad-Oost.
Ingeklemd tussen het UMCG-terrein en de diepenring ligt de langgerekte buurt Binnenstad-Oost. Er staan ongeveer 2600 huizen, waarin zo’n 4200 personen wonen. De meeste daarvan zijn jong, arm en drinken veel, lees ik op de informatieve website allecijfers.nl. Maar: niks aan de hand, het zijn studenten die dit vertekende beeld veroorzaken. Zelf woonde ik ook als student in Binnenstad-Oost, in de Walstraat om precies te zijn. Ik woonde er ook als tiener en als kind – ik werd er zelfs geboren.
Voorjaar 1983. Ik loop met mijn ouders en broer in de Agricolastraat, we zijn ter hoogte van het buurthuis de Nieuwe Sint Jansstraat overgestoken. Het is een zondagmiddag en het is zonniger dan ik verwacht had. Ik trek mijn jas uit en rol de mouwen van mijn geruite bloes op. Het is heel rustig in de straat, veel stiller dan het hier is wanneer ik naar school loop.
Ongetwijfeld hoorden we veel vogels. Ik had het naar mijn zin. Onze bestemming was ‘de nieuwbouw’ verderop in de Agricolastraat. We deden wel vaker zondagsuitjes naar bouwprojecten, maar dan de projecten waar mijn vader aan meewerkte als bouwvakker. Dat waren bijna altijd restauratieprojecten, aan dit grote stadsvernieuwingsproject werkte mijn vader niet mee. Mijn ouders waren ook niet zo ‘van de nieuwbouw’, maar nu gingen we toch eens kijken hoe het zich ontwikkelde.
Onderweg vertelden mijn vader en moeder ons vooral over wat er gestaan hád. Oude eenkamerwoninkjes, gezinswoningen, een garage, iets van de gemeente. Wat hen betreft had het opgeknapt mogen worden. Zonde dat dat alles weg was! Ik was zeven en vanaf dat moment vond ik dat ook.

Janna als kind in de Prinsentuin, op de achtergrond de stroopfabriek
Die zondagmiddag was niet mijn eerste kennismaking met het fenomeen sloop. Een paar jaar eerder, in 1980, werd de stroopfabriek vlakbij ons huis afgebroken. Ik had geluk, want op de juiste dag was ik grieperig thuis van school en kon ik gaan kijken naar het opblazen van een schoorsteen. De explosie en het omvallen van de pijp waren spectaculair, maar ik vond het ook erg jammer.
Niks was spannender geweest dan de stiekeme struintochten door de vervallen fabriek. Zou er een junk liggen te slapen? Zou de lift het dit keer doen – hij had het toch een keer gedaan? Wat kraakte daar zo metalig? Gauw weer naar buiten!
Er was protest tegen de sloop, mensen vonden dat er woningen in de fabriek gebouwd zouden kunnen worden. Maar ‘het kon financieel niet’, de boel ging plat. Als de fabriek er nog zou staan, had-ie nu zijn eigen hashtag op Instagram en had ik er willen wonen.
Niet elk oud gebouw heeft de allure van deze stroopfabriek, maar ook onopvallende gebouwen kunnen een belangrijk verhaal vertellen. Of ertoe doen op de plek waar ze staan. Dat zie je soms pas als je je verdiept in de geschiedenis, of als je de plek begrijpt omdat je goed gekeken hebt.

VERBONDEN MET JE BUURT
Najaar 2021. De dag begon winters, met kou en mist, maar de zon komt door en geeft de huizen en bomen weer kleur. Ik loop met Alice in de Agricolastraat. We staan stil bij een lange sliert paddestoelen, brutaal woekerend tussen stoeprand en autobanden. Ik ben in mijn sas, struinend door mijn oude buurtje, en ik kijk weer eens goed.
Alice werd eind jaren 90 een buur in de Walstraat. Tussen onze tuinen zaten twee andere tuinen, maar we deelden vogels en egels. En we deelden de zin om ons in te zetten voor de buurt. We deden wijkschouwen voor bewonersorganisatie BoBo en maakten de Wijkkrant Binnenstad Oost. Ik heb haar gevraagd om met mij Binnenstad-Oost terug te veroveren.
Alice groeide op in Noord-Brabant. Ze maakte de watersnoodramp mee, woonde daarna tot twee keer toe in Den Haag, was veel bij haar oma in Amsterdam Oud-Zuid en emigreerde naar Duitsland. Daar verhuisde ze dertien keer, het langst woonde ze in Bremen.
In de jaren 80 keerde Alice terug naar Nederland, waar ze in de Groningse wijk Lewenborg belandde. Toen haar flat werd gesloopt, bood woningcorporatie Nijestee haar een woning aan in de Walstraat, waar ze nu ruim twee decennia woont. Ze heeft, kortom, een indrukwekkender wooncarrière achter de rug dan ik, met mijn twee verhuizingen.
Nadat we kort bijgepraat hebben in haar huis vol boeken en verhalen, trekken we onze jassen aan, slaan we warme sjaals om en gaan we de buurt in.

INGRIJPENDE INGREPEN
Groningen bevalt haar, vertelt Alice. Ze struint er graag rond, ook ’s nachts. Alleen de Poelestraat en de Oosterstraat vindt ze in de nachtelijke uren niet meer fijn, daar loopt ze de laatste jaren met een boog omheen. Als we langs het Schuitendiep lopen, wijst ze me erop dat er haast altijd mensen op het dak van het Forum staan, nu ook weer. Het paard dat op de Martinitoren staat, lijkt vanaf hier ook op het Forum te staan.
We draaien ons om en kijken naar de cafés aan het Schuitendiep. In de afgelopen coronajaren mochten de terrassen breder worden, hopelijk blijft dat niet altijd zo. Je moet op een zonnige dag als wandelaar vaak uitwijken naar de rijbaan. Dat komt ook doordat er zo veel fietsen staan. En dat komt dan weer door de vele studenten die in deze buurt wonen.
In de Mussengang spreken we een bewoner die al decennia in het Schuitenschuiverskwartier – zoals dit deel van de buurt heet – woont. De laatste jaren is de overlast van studenten enorm toegenomen, vertelt hij, ook door de sluiting van de horeca tijdens lockdowns. Toen hij helemaal klaar was met de feestherrie kocht hij een stacaravan aan een meertje, om daar goed te kunnen slapen. De man benadrukt dat de bewoners en leden van het pand van studentenvereniging Bernlef in de Tuinstraat zich wel gedragen.
IN EEN OPSTANDIGE BUI HEBBEN BUURTBEWONERS GEDUMPT AFVAL OP EEN BRAAKLIGGEND TERREIN IN DE MUSSENGANG VERWERKT TOT TRASH ART. ER LIGT ALWEER GENOEG MATERIAAL VOOR NOG ZO’N ACTIE
De Mussengang is een moeilijke straat. Hoewel provo’s er ooit wel wat in zagen en er hun eigen woningbureau (of buro) vestigden was het altijd duidelijk dat hier ingegrepen moest worden, wilde dit een leefbare straat worden. De wijkvernieuwing resulteerde in de sloop van nagenoeg alle bebouwing en een doorbraak naar de Tuinstraat. Die laatste ingreep had kunnen zorgen voor meer doorstroming, maar wie er niet hoeft te zijn loopt er niet langs. Dat was na de oplevering niet zo, en nu nog steeds niet.
Onlangs waren er plannen voor de bouw van drie stadsvilla’s in de Mussengang. Maar potentiële kopers zagen zichzelf hier blijkbaar ook niet lopen. Naast twee schoolpleinen wonen vindt niet iedereen aantrekkelijk, maar het uitzicht op de overkant zal ook geen pre geweest zijn; de lange jaren-80-gevelwand aan de overkant is saai en flets, ondanks de gele baksteen, en staat ook nog eens heel dichtbij. Dat alle trapopgangen zijn voorzien van stalen hekken belooft ook niet veel goeds.
De villagrond ligt dus nog steeds braak. Dat trekt rare snuiters en afvaldumpers aan, vertelt de bewoner. In een opstandige bui hebben buurtbewoners dat afval verwerkt tot trash art. We zien dat er alweer genoeg materiaal ligt voor nog zo’n actie.
Misschien moet je in de Mussengang niet willen bijbouwen, het is er al zo vol. Bomen bijplanten is beter, dan kunnen die het geluid uit de studentenhuizen en van de schoolpleinen absorberen. En ik durf het bijna niet te zeggen, maar misschien staat het wijkvernieuwingsblok er gewoon niet goed en moet het weg.

PROBLEEMPLEKKEN EN PRETTIGE PLEINTJES
Er zijn in de jaren 80 meer complexen gebouwd die deze buurt geen goed doen, bijvoorbeeld de kolossen van grauwwitte baksteen in de Nieuweweg en de Loppersumergang. Die mogen ook weg, maar koester daarbij wel de sociale huurders die erin wonen. Want vrije-sectorhuurders maken geen trash art. Misschien kunnen de ontwerpers die onlangs samen met de BoBo in het (inmiddels oude) nieuwe buurthuis aan de Nieuwe Sint Jansstraat een buurtbroedplaats opzetten, met bewoners gaan praten over oplossingen voor de probleemplekken in het Schuitenschuiverskwartier.
Er zijn in deze buurt trouwens ook blokken met jaren-80-woningen die wél gelukt zijn. Op de open pleintjes aan de Agricolastraat en het Poortersplein is het prettig toeven, hoewel voor de achterkanten duidelijk geen geld meer over was en je de gevels wat saai zou kunnen noemen.
Waarom deze pleintjes kloppen weet ik niet precies. Misschien is het de kleine schaal: het is overzichtelijk, als je er woont weet je wie je buren zijn. En er is ruimte voor groen, de struiken en bomen hebben volume.
Er wordt gesproken over vernieuwing van dit stuk stad, de huizen zouden inferieur zijn. Je kunt hier mooi de hoogte in, zeggen mensen die er kijk op hebben al jaren. Tot nu toe gebeurt er nog niks, en gelukkig maar. Want als je het mij vraagt is er niet zoveel mis met deze plekken.

ROLSCHAATSEN OP HET BLEEKVELD
Op de plek van de gesloopte stroopfabriek werd in de jaren 80 het Bleekveld gebouwd. Slim, die naam. Zo klinkt het alsof er eerst niks stond en worden we niet telkens herinnerd aan het verlies.
Alhoewel omwonenden dit complex na oplevering maar stenig vonden, was het er leuk spelen. Er kwamen veel kinderen wonen. Je kon goed rolschaatsen op alle hellingen en A-Teampje spelen met walkietalkies kon nergens beter dan daar.
Het rolschaatsen moet voor veel geluidsoverlast hebben gezorgd, ik hoor nog het ketsen van mijn harde wieltjes tussen de gevels. Toch wonen veel van de eerste bewoners van het Bleekveld er nog steeds. Bij gebrek aan groot groen (want onder de huizen zit een parkeergarage verstopt) hebben ze zelf met plantenbakken en -potten de boel opgefleurd.
Nadat ik vanaf een hoge steiger een foto gemaakt heb van mijn opgetopte kleuterschool en het naastgelegen Werkman College, waar ik ook even naar toe ging, lopen Alice en ik verder richting het zuiden. We werpen een blik in de tuin van Hommes, een overgebleven stukje van wat ooit de privétuin van een rijke familie was. Hier staat de Japanse duizendknoop kniehoog.
Onlangs is ontdekt dat de Japanse bladvlo dol is op deze plant, de gemeente moet die beestjes maar gauw importeren en hier uitzetten. Hopelijk worden dan de stinzenplanten weer zichtbaar (en is in Japan onderzoek gedaan naar wat die bladvlooien doen als de duizendknoop op is).

VERPEST ACHTEROM
Aan het eind van de Oostersingel zijn twee grote appartementengebouwen verrezen. Er zitten 275 ‘semi-furnished cozy studios’ voor studenten in. Ik had de gebouwen alleen nog maar vluchtig gezien vanuit de auto. Ze passen, ook al zijn ze groot. Ze contrasteren mooi met de rij huizen ertegenover, die rond 1900 bij de eerste Groningse stadsvernieuwing werd gebouwd.
Tegelijkertijd is door de komst van al deze strakheid het lange jaren-80-blok iets verderop gedegradeerd tot net niks. Zou een opknapbeurt helpen? Of hopen de bewoners op grootse vernieuwing? Ik herinner me lage plafonds en weinig daglicht, van toen ik eens binnen was bij een BoBo-werkgroeplid dat op de begane grond woonde.
Zo snel als Alice en ik het er op de Oostersingel over eens zijn dat de gebouwen goed passen, zo lastig vinden we het aan de achterkant om iets over de ingreep te zeggen. Bij het Achterom word ik ronduit somber. Hier is sprake van een gemiste kans.
DE GANGEN EN STEEGJES IN HET SCHUITENSCHUIVERSKWARTIER ZIJN BIJZONDER EN SPANNEND, JE KUNT HIER NIET ZOMAAR IETS BOUWEN
De smalle gangen en steegjes in het oude Schuitenschuiverskwartier zijn bijzonder en spannend, je kunt hier niet zomaar iets bouwen. De keuze voor historisch aandoende nieuwbouw lijkt daarom logisch op deze plek. Maar historiserend bouwen gaat vaak een beetje mis. Hier is het zichtbaar op de fries onder de dakgoot. De woorden ‘Resta Bouw’ in foute, gotische koeienletters, zijn misplaatst. En waarom is de zijgevel zo gesloten? Dat er mooie dakpannen zijn gekozen verzacht de pijn.
De achterkanten van de huizen die er al stonden zijn niet – of lomp – afgewerkt en geven door een gebrek aan ramen en deuren een doodse aanblik. Er staat een groot hek achter de nieuwe appartementen, waardoor een doorgang naar de Oostersingel afgesloten is. Loopt ook hier te veel gespuis als het donker is? Worden de glimmende scootertjes die hier geparkeerd staan dan gejat? Het arme Achterom is niet geholpen met deze wand van gesloten appartementen, met zwerfvuil, onkruid en graffiti als gevolg.

DE NIEUWEWEG GEEFT GEMENGDE GEVOELENS
Nergens in Groningen vind je meer bijzonder gevormde hoekpanden dan in de Nieuweweg. Het oude stratenplan heeft architecten gedwongen tot goed passen en meten. Het nieuwste hoekpand heeft de scherpste punt. Het is moeilijk om hier rustig stil te staan om de gevels te bekijken. Lossende vrachtwagens verstoppen de smalle straat, waardoor fietsers over de toch al krappe en volle stoepen gaan.
Dit soort (winkel)straten is echt gebaat bij een overslagplaats elders, een plek waar vrachtwagens lossen en kleine elektrische karretjes vracht verzamelen voor verder vervoer. En kunnen er niet nog meer parkeerplaatsen opgeofferd worden aan fietspontons? Ze staan vol, dus het werkt!
In de Nieuweweg komen we gezellige, bewoonde panden tegen, maar evenveel gebouwen worden liefdeloos beheerd. Dat gebeurt vooral in het stuk richting Damsterdiep. Alice en ik worden treurig van de pui van de leegstaande dierenwinkel, maar blij van een goeie optopping op het strijkijzervormige hoekpand aan de Pluimerstraat.
We verlaten de drukte via de Loppersumergang en kijken het Damsterplein op. De kale steenvlakte die voor ons ligt weerhoudt ons van oversteken en doet ons beslissen dat we het houden bij het ‘hart’ van de buurt. Het Eiland (het gebied tussen Damsterdiep, Winschoterdiep, Oosterhaven en Europaweg) en het Ebbingekwartier (vroeger CiBoGa-terrein) zijn zo anders en eigen – daar kun je ook gemakkelijk uren rondkijken.
We gaan op zoek naar een café, om op te warmen, en belanden bij de Poelebrug in het karakteristieke hoekpand bij de Nieuweweg en het Schuitendiep. Het stond jarenlang leeg en zou gesloopt worden om plaats te maken voor een hoog bouwblok met onderin ruimte voor een grand café. Maar gelukkig is het winkelpand met de grote etalageruiten er nog, die zijn namelijk precies waarmee een kroeg zich onderscheidt van een grand café. Het pand is, met zijn scherpe hoek en bijzondere vorm, een mooi voorbeeld van wat de Nieuweweg zo eigen maakt.

TERUGVEROVERD
Ik was van plan om het in dit stuk te hebben over de door Siebe Jan Bouma ontworpen huizen aan de Kruitgracht, Gymnasiumstraat en Walstraat, waar ik woonde. Over de speelterreintjes waar ik zo veel uren heb rondgedraaid en gehangen, het pand van Bakkerij Böcker, op de hoek, waarvandaan ’s ochtends de geur van brood de buurt in kringelde. Over de winkeltjes aan de Oostersingel met hun strakke jaren-50-deuren, cafetaria De Wachtkamer, waar de patat nog steeds perfect is (ook al heet de zaak nu Happy Corner). En over bloemenwinkel ’t Stekje waar ik me als kleuter vergaapte aan geverfde chrysanten in knalkleuren en als twintiger een bijbaantje had.
Ik had willen schrijven over de oude gasfabriek, de methadonpost, en het Jodenkamp waar ik gymles had en zwetend examens deed, over schaatsen op de dichtgevroren Oosterhaven. Over…
Op het complex van Bouma kom ik terug. En ik steek binnenkort vanuit één van de winkeltjes aan de Oostersingel over naar het ziekenhuisterrein. Daar heb ik in het najaar ook al gefotografeerd, dat verhaal ligt te sudderen.
Gelukkig was Alice er deze keer bij, en struinden we rond in wat slechts een klein stukje Binnenstad-Oost is. En hadden we het over wat we zagen, niet over mijn herinneringen. Anders had ik nog veel langer gedaan over het verwoorden van de herovering van mijn oude buurt en was mijn stuk net zo lang geworden als het laatste stuk van Peter de Kan. (Aalscholvers rock!)