Veranderde stad

Terugveroverd // Het UMCG-terrein

Tekst:
Beeld:
Leestijd: .

In februari van dit jaar begon Janna Bathoorn haar terugverovering van Groningen, waarvan ze verslag doet in woord en beeld. Ze begon in de buurt waar ze opgroeide: Binnenstad-Oost. Voor aflevering 2 steekt ze de Oostersingel over, maar pas nadat ze nog even is blijven hangen aan de centrumkant van deze lange straat. Een verhaal over hoe het was, hoe het is en wat de toekomst brengt in het gebied rondom het steeds verder uitdijende UMCG.

Ik groeide op in de buurt Binnenstad-Oost. Het ziekenhuis was van ons buurtje een heel grote buur. Vanuit onze slaapkamers keken mijn broer en ik uit op de hoogste gebouwen die op het terrein stonden, zoals de vrouwenkliniek en de centrale. Uit de pijpen van het ketelhuis kwamen vrijwel altijd lieflijke witte wolken, maar soms sisten ze ook dreigend.

Er was een tijdje sprake van uitbreiding van het ziekenhuis, ‘onze kant’ op. Maar daar werden op een gegeven moment afspraken over gemaakt. ‘Deze huizen blijven hier gewoon staan’, stelden mijn ouders ons gerust.

Het geluid van ambulances hoorden we niet echt, daar waren we aan gewend. En we konden ze ook niet zien. De rammelende elektrische karretjes die met aanhangers vol goederen naar een opslag bij ons in de straat hobbelden hoorden we wel, dan snelden we naar de erker om te kijken wat er langskwam. Meestal bergen witte was, of grote stalen gasflessen.

Later kwam er het geluid van de traumahelikopter bij. De Bewonersorganisatie Binnenstad Oost (BoBo) protesteerde nog tegen de komst ervan, omdat er in Rotterdam eentje naar beneden was gekomen in een woonwijk. Niet-buurtbewoners vonden dat protest egoïstisch, maar het was de buurt alleen om de lege vluchten te doen. Want negen van de tien keer vloog de helikopter zonder patiënt; de standplaats voor vertrek en lege terugkomsten kon net zo goed elders zijn, op een minder dicht bebouwde plek.

Het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) was echter maar wat trots op de heli, een rondleiding met buitenlandse bobo’s (of buurt-BoBo’s) ging steevast langs het helikopterdek. Het geharrewar over de standplaats duurde mede daardoor jaren. Tegenwoordig heeft de heli vliegveld Eelde als thuisbasis. 

SJEK BIJ LUUK EN BLOEMEN BIJ WALLY

Mijn moeder deed alle gezinsboodschappen lopend, net als haar vader dat deed. Ik zie mijn opa nog lopen in de Oosterparkwijk, een rijzige gestalte met van die zware canvas boodschappentassen met leren handvatten en zo’n voorvakje met rits. Hij wilde niet dat ik een tas overnam, want dan was hij uit evenwicht.

Wij gingen naar de ‘Simon de Wit’, zoals mijn moeder de Albert Heijn in de Ebbingestraat bleef noemen, of naar de supermarkt in de koele, donkere kelder van de V&D. We droegen dan elk een tas en samen nog eentje tussen ons in.

Maar net zo vaak kochten we iets bij winkels in de buurt. Er was een bakker vlakbij en een groenteboer in de Sint Jansstraat. Als kleuter mocht ik daar al alleen naar toe, in gedachten de bestelling opdreunend, guldens veilig in mijn panda-schoudertasje met klittenbandsluiting. ‘Een gesneden wit en een gesneden tijgerbruin’, of ‘anderhalve pond zoute snijbonen en een kilo handperen – en als ze geen peren hebben dan bananen’.

Voormalige tabakszaak annex postkantoor op de hoek van de Oostersingel en de Kruitlaan

Aan de Oostersingel zaten veel winkels. Ze zaten er lang en wisselden niet vaak van eigenaar, daardoor waren ze een begrip. De eigenaren en winkels vloeiden samen. Je ging ‘sjek halen bij Luuk’ en ‘bloemen bij Wally’. Misschien was dat alleen bij ons thuis zo, of heb ik last van jeugdsentiment, maar ik herinner me echt dat de winkeleigenaren belangrijke personages waren.

Het tabakszaakje annex postkantoor op de hoek van de Oostersingel en de Kruitlaan was een leuke plek. Voorin zat een cadeauwinkeltje met een spannend assortiment, want ze hadden onder andere dingen uit China! Ik kreeg er karateschoenen, ze geurden naar karameltabak. Achterin was, in een aparte ruimte, het postkantoortje met een echt loket.

De zware jaren-30-deur van dit hoekwinkeltje was van glas en staal, met een mooie maar moeilijke koperen ontgrendeling die je met je duim naar beneden moest duwen. Tot mijn schrik zag ik tijdens mijn vorige heroveringstocht dat woningcorporatie Nijestee de mooie deur en kozijnen vervangen heeft door lompe, witte, kunststof exemplaren. Dit gebeurde trouwens in de jaren 80 al met de ramen van alle woningen in dit door Siebe Jan Bouma ontworpen complex. Mijn ouders waren verdeeld blij met de nieuwe grote ramen en het kunststof. De oude raampjes in hun stalen sponningen vroren vaak stuk en waren enorm tochtig, maar mooier was het er niet op geworden.

HET ZIEKENHUIS GAF DE MINIMARKT AAN DE OOSTERSINGEL ZIJN BESTAANSRECHT. PERSONEEL HAALDE ER FILTERSIGARETTEN, PATIËNTEN ZOCHTEN PUZZELBOEKJES UIT EN BEZOEK KOCHT ER BETERSCHAPSKAARTEN

Google Street View laat me zien dat het hoekpand rond 2016 van semi-winkel een woning werd, de isolatieslag moet ergens dat jaar gemaakt zijn. Renoveren en details behouden is lastig, maar dit had gemakkelijk beter gekund. Mijn vader en gids Alice (uit deel 1 van deze serie) vertelden laatst dat er opnieuw een grote renovatie aangekondigd is door Nijestee, hopelijk denken ze dit keer goed na over wat deze gevels nodig hebben en verdienen.

De winkelpandjes aan de Oostersingel zijn nog herkenbaar, maar niet allemaal meer in functie. Grote stapels post en reclame op de deurmatten vertellen dat de loop eruit is, of de huur te hoog. De concepten die er uitgerold werden mislukten regelmatig, vaak nog voordat de buurt er lucht van kreeg dat er iets nieuws was gekomen.

Lege winkelpanden op de hoek van de Oostersingel en de Nieuwe Sint Jansstraat

De eigenaren van het postkantoor verhuisden op een bepaald moment naar een blok verderop, nog steeds tegenover de ingang van het ziekenhuis. De winkel heette nu Minimarkt Luitjes. Ik kwam daar graag. Niet alleen omdat het echtpaar Wiersema, dat de zaak had, zo ontzettend aardig was, maar ook omdat ze Garfield-pockets, Panini-stickerverzamelalbums en ministickerboekjes verkochten. Ik heb mijn pandatasje hier regelmatig omgekeerd om te zien of ik genoeg geld had voor de stickers die ik na lang wikken en wegen gekozen had.

De Minimarkt was krap, en als je naar de kassa achterin liep moest je altijd oppassen niet tegen de kaarten in de rij carrousels aan te lopen. In één van deze carrousels, die met de ansichtkaarten, begint mijn terugverovertocht van vandaag.

KROMGETROKKEN ANSICHTKAARTEN

Naast Groeten-uit-Groningen-kaarten met plaatjes van het busstation, de fonteintjes in de Herestraat en de bloemenkraam op het Hereplein stonden in de carrousels veel ansichtkaarten met foto’s van het Academisch Ziekenhuis, zoals het UMCG toen nog heette. Het ziekenhuis gaf de Minimarkt zijn bestaansrecht. Artsen en verpleegkundigen in witte jassen haalden er in de pauze hun filtersigaretten. Mobiele en minder mobiele patiënten zochten puzzelboekjes uit en opgedoft bezoek dat net uitgestapt was bij de bushalte kocht beterschapskaarten, of een roze of blauw slabbetje, strak opgevouwen tussen een dubbele felicitatiekaart in cellofaan. 

De ansichtkaarten van het ziekenhuis waren oud en klein, met veel kleine zwart-witfotootjes en de tekst ‘Algem. Prov. Stads- en Acad. Ziekenhuis Groningen’. Sommige waren iets minder oud en in kleur, met foto’s van de jaren-60-nieuwbouw. Als mijn moeder met de eigenaren kletste, keek ik vaak naar deze kaarten. De meeste gebouwen kende ik, zoals het zusterhuis, de vrouwenkliniek en de psychiatrische kliniek, maar bijvoorbeeld de interne kliniek wist ik niet te vinden.

Vlak voordat de Minimarkt zijn deur voorgoed sloot gingen de inmiddels krom geworden jaren- 70-fotokaarten in de uitverkoop. De eigenaren hadden waarschijnlijk nog dozen vol van de deels zelf uitgegeven kaarten. Ik kocht een flinke stapel, niet om te versturen, maar voor de herinnering.

Nu, jaren later, zoek ik ze op. Ik hoef ze niet te bekijken, want ik ken ze. Ik stop ze in mijn cameratas en neem de trein naar de stad om te gaan zien hoeveel er veranderd is op het ziekenhuisterrein. Want dát er veel veranderd is, is een feit. Ik hoop dat ik er mijn weg nog vind!

BOZE BRIEFJES OP HET DIERENLABORATORIUM

Het is niet zo dat ik het ziekenhuisterrein alleen van de oude ansichtkaarten ken. Ik had er om te beginnen al ontelbare keren gelopen, op dinsdagochtend, als ik met mijn moeder naar mijn grootouders in de Oosterparkwijk ging. Afhankelijk van of we onderweg nog ergens een boodschap moesten halen, namen we een route via het strenge poortgebouw met de twee donkere doorgangetjes, portiersruimtes en slagbomen, of via één van de openingen in het lange hekwerk.

Het was best een eind lopen, we moesten achterin de Oosterparkwijk zijn. Maar op het ziekenhuisterrein ging het altijd vlot. De Stelcon-betonplaten nodigden uit tot het nemen van weinig grote stappen of veel kleine, of het mijden van de ijzeren strepen. De kleine rammelkarretjes met aanhangwagentjes waren ook leuk, ze kwamen zomaar uit gebouwen gereden, of verdwenen erin. Het lachgas dat op de aanhangers stond was vast voor kinderen bij wie – net als bij mij – amandelen werden verwijderd, kon ik me zo voorstellen.

De vele ramen van het zusterhuis spraken ook tot mijn verbeelding. Ik keek altijd of ik zusters zag. Daar wilde ik wel wonen later, net als in het portiershuisje bij het bruggetje naar de Petrus Campersingel.

Als groter kind struinde ik regelmatig met een buurmeisje rond op het ziekenhuisterrein. Het liefst op stille zondagen, als voor ons gevoel de portiers minder oplettend waren. We wilden namelijk vooral op plekken kijken waar bordjes ons vertelden dat dit niet mocht.

VAN DE GROENE OPZET MET BESCHEIDEN PAVILJOENS IS HET GEBIED IN IETS MEER DAN EEN EEUW TIJD GETRANSFORMEERD NAAR EEN OVERVOL BEDRIJVENPARK WAAR ELK BEDRIJF Z’N EIGEN OPVALLENDE PAND BOUWT

Soms plakten we uitgescheurde schriftblaadjes op de ramen van de kelder waar dieren in hokjes zaten te wachten tot ze gebruikt zouden worden voor testen. ‘DIEREN BEULEN!’ [sic] schreven we daar dan op, of ‘ZIELIG’. Boze boodschappen voor de medewerkers die op maandag weer zouden komen voeren en prikken. Het ging ons niet om de kleine hokjes waar de dieren in zaten (we hadden zelf ook cavia’s) maar om de ongetwijfeld gemene dierproeven die er werden gedaan. En er werd vast nooit met ze gespeeld.

In het jaar 2000 werd het dierenlab op de vingers getikt door de Keuringsdienst van Waren: het gebouw voldeed niet meer aan de eisen en moest ingrijpend verbouwd worden. Gebeurde dat niet, dan moesten de dieren verhuizen naar een nieuw pand. Het nieuwe, zilvergrijze gebouw aan de Oostersingel dat voor het oude laboratorium in de plaats kwam, heeft geen ramen. Buurtkinderen van nu kunnen er geen briefjes meer op plakken2>HET ZIEKENHUIS GROEIT

Dat het ziekenhuis niet meer mocht uitdijen was een verstandig besluit. Het gevolg was alleen wel dat er intussen al decennia extreem verdicht wordt, omdat het ziekenhuis telkens weer uit zijn (witte) jasje groeit. Van de groene, parkachtige opzet met uniforme, bescheiden, paviljoens waar je je alleen al van het omgeven zijn door bomen, bloemenperkjes en kronkelpaadjes beter werd, is het gebied in iets meer dan een eeuw tijd getransformeerd naar een overvol bedrijvenpark waar elk bedrijf z’n eigen opvallende pand bouwt.

Het grote hoofdgebouw uit de jaren 80, waar de poliklinieken als een soort grote erkers omheen hangen, is te lomp en ziet er te klinisch uit. Dat vond ik als tiener al, toen de eerste bouwdelen vorm kregen – en ik vind het nog steeds.

De openbare binnenruimte die in de jaren 90 in gebruik genomen werd kon ik wel waarderen. Er was een nieuw stuk buurt bijgekomen, met straatnamen, een fontein en tropische planten in grote potten op zuilen. Precies zoals bij het Forum nu is de binnenruimte fijn en bruikbaar, bij slecht weer is het er prima toeven. Maar net als bij het Forum is de buitenkant te saai om lang naar te kijken. (Kan de Forum-rots trouwens niet een klimcentrum worden? Dan is er buiten ook wat te doen en te zien!)

Eind jaren 90 openden in de nieuwe toegangshal van het ziekenhuis meerdere winkeltjes, een kapper en wat horecavoorzieningen. Dit was een klap voor de ondernemers aan de Oostersingel. De bloemenwinkel halveerde zijn winkelruimte en de Minimarkt kon de plank voor vergeten boodschappen wel leegruimen. Alleen voor filtersigaretten staken artsen en verpleegkundigen nog de straat over. Zelf was ik stiekem wel blij met de mini-Albert Heijn, zo handig op zondagmiddag voor een vergeten Pain de Boulogne.

Algemeen Provinciaal, Stads en Academisch Ziekenhuis te Groningen - Plan van tuinen en wegen  (1902) // Collectie Groninger Archieven

Na mijn eerste studie werkte ik een lange zomer in de kelders van het inmiddels universitair geworden ziekenhuis, in het Centraal Medisch Archief. Met een klein team werkten we als dossierverhuizers aan een grote opschoningsklus van patiëntendossiers. Helaas was ik geen bezorger van door afdelingen bestelde dossiers, dan mocht je in het netwerk van ondergrondse tunnels of bovengronds naar verre gebouwen fietsen.

Tijdens mijn tweede studie werd de omgeving van het ziekenhuis de plek waar ik proefopnames maakte met nieuwe types film of rare stereocamera’s. Zo heb ik op een avond de bakstenen centrale met de oranje pijpen vastgelegd op het moment dat de grond braak lag te wachten op nieuwbouw. Er was een weide vol kruiden, grassen en rode klaprozen ontstaan. En ik maakte er zwart-witfoto’s die zich niet meer laten dateren (wat een ouderwetse vierkante auto’s, heb ik dit straatbeeld echt gezien begin deze eeuw?)

Toen het Anatomisch Museum gesloopt werd ten behoeve van grotere collegezalen maakte ik een fotoserie van het prachtige museuminterieur. De fotozaak fixeerde de afdrukken niet goed waardoor deze meteen al enorm historisch aandeden.

Zicht op de psychiatrische kliniek vanaf de Petrus Campersingel, omstreeks 1970 (links) en 2022

Psychiatrische kliniek, omstreeks 1970 (links) en 2022

Zusterhuis, omstreeks 1970 (links) en 2022

GEBLEVEN EN VERDWENEN BEELDEN

Terug naar nu. Vanaf Station Noord loop ik via wat vroeger het CiBoGa-terrein was naar het UMCG-terrein. Al van een afstand zie ik dat deze uiterste noordkant van het gebied een grote bouwput is. Alleen op ‘Noord’ en ‘Oost’ staan nog oudere gebouwen, ik word een beetje zenuwachtig en vrees dat de plekken van de ansichtkaarten al niet meer vindbaar zijn.

De Antonius Deusinglaan lijkt verdwenen, het bronzen kikkerbeeld dat er stond zie ik nergens, en er zijn bouwhekken die me tegenhouden het ziekenhuisterrein op te gaan.

Ik loop daarom richting de Petrus Campersingel, daar kan ik ook een eerste ansichtkaartbeeld opzoeken. De gebouwen van de psychiatrische kliniek staan er nog precies zo, aan het water van de Wetering. Ik kan alleen niet exact dezelfde foto maken omdat de struiken en bomen enorm gegroeid zijn. Alleen beneden, bij de waterkant, lukt het.

Om de hoek, aan de noordkant, is de Wetering gedempt ten behoeve van een parkeerplaats. Hopelijk blijft de rest van het water lekker zo breed en lang liggen als het er nu ligt. En worden de bomen hier niet gekapt ten behoeve van auto’s. Alleen al voor de medewerkers die op het terrein niet mogen roken, en daardoor hier net voorbij de verbodsbordjes in het groen kunnen staan, is dit een belangrijke plek. Maar zeker ook voor patiënten die aan de wandel mogen.

Ik spreek een groepje rokende medewerkers aan en vraag of ze weten of de gebouwen van mijn ansichten nog bestaan. Maar hoewel ze er allemaal al tientallen jaren werken, weten ze het van een aantal panden niet. Blijkbaar zijn hun pauzes net lang genoeg om het niet-roken-gebied uit te wandelen en weer terug te gaan.

Met de kaart van de vrouwenkliniek bovenop loop ik verder. De betonplaten zijn vervangen door asfalt, maar het zusterhuis en het tegenoverliggende lange baksteengebouw liggen er nog precies zo, aan weerszijden van de weg.

IK SPREEK EEN GROEPJE ROKENDE MEDEWERKERS AAN EN VRAAG OF ZE WETEN OF DE GEBOUWEN VAN MIJN ANSICHTEN NOG BESTAAN. MAAR HOEWEL ZE ER ALLEMAAL AL TIENTALLEN JAREN WERKEN, WETEN ZE HET VAN EEN AANTAL PANDEN NIET

De vrouwenkliniek torent nog steeds overal bovenuit, maar ook daarvan kan ik de foto niet opnieuw maken. Aan de voet van het gebouw is een weg, en een ingang naar een parkeerkelder. De groenstrook (die op de kaart uit beeld een eind doorliep) heeft plaatsgemaakt voor een plomp, donker gebouw. Ik kan niet de juiste afstand nemen om de vrouwenkliniek helemaal in beeld te krijgen en kantel mijn camera.

Zal hier ooit hoger gebouwd gaan worden, vraag ik me af, op de plek van dat plompe gebouw? Of zal de vrouwenkliniek stiekem al op de nominatie staan om gesloopt te worden? Gelukkig hebben we een stikstofcrisis en een bouwmaterialenschaarste die maken dat al dit beton de laatste jaren enorm in waarde is gestegen. Dus het zal zo’n vaart niet lopen.

Ik hou van dit gebouw. Het is groot en eentonig, maar het klopt en hoort daar op die plek. Ik heb het in mijn Minerva-tijd vastgelegd op zwart-witfilm, toen het volledig vrij stond. 

Vrouwenkliniek, omstreeks 1970 (links) en 2022

MAG HET ZIEKENHUIS DOEN WAT HET WIL?

Vlak bij de vrouwenkliniek heeft de fotograaf die de psychiatrische kliniek vastlegde nog een foto van dit gebouw gemaakt. Op de ansichtkaart is een parkeerterrein te zien. Als tiener tenniste ik daar, nu staan er fietsenstallingen. Deze foto kan ik wél opnieuw maken.

De lage woningen rechts in beeld hebben lelijke brandtrappen gekregen. Hier heeft geen architect naar gekeken, en Libau is er ook niet bij betrokken geweest. Mag het UMCG eigenlijk alles maar doen wat het maar wil? Of zijn er regels op dit eigen terrein? En is er een herplantplicht voor al die prachtige bomen die aan de Antonius Deusinglaan stonden? Ik hoop maar dat ze uitgegraven zijn en ergens staan te wachten om teruggeplant te worden.  

Na het maken van de foto draai ik me om, omdat ik ansichtkaart 4 achter me vermoed. De kaart zegt dat het om het zusterhuis gaat en het hoge gebouw links had ik al gezien vanaf de Petrus Campersingel. Lage, loods-achtige gebouwtjes, hekken en uit de kluiten gewassen dennenbomen versperren me de weg, maar een roestige brandtrap brengt me hogerop naar een plek met zicht op de beide op de kaart afgebeelde gebouwen.

Terras, gras en een kas hebben plek gemaakt voor niksige plastic gebouwen met amper ramen. Hopelijk zijn de bouwwerken een noodoplossing en worden ze weggehaald als er weer bijgebouwd is.

Interne kliniek, omstreeks 1970 (links), en de plek waar de kliniek stond in 2022

Ik ben aanbeland bij de laatste kaart. Die met de interne kliniek erop, ook wel ‘de oude interne’ genoemd. Ik denk dat ik, in tegenstelling tot in mijn kindertijd, nu wel weet waar dit gebouw is en loop onder een poort door naar een binnenplein. Maar ik heb me vergist, dit is het Triadegebouw. Via een andere poort onder de zwart-witte jaren-80-nieuwbouw beland ik op een zanderige vlakte. Hier moet het geweest zijn.

Ter plekke zoek ik op mijn mobiel naar luchtfoto’s, even later zie ik mijn vermoeden bevestigd. Hier stond het L-vormige gebouw met de flauwe hoek.

Als ik later die dag weer thuis ben zoek ik online verder. Ik zie bouwplannen voor een nieuwe afdeling psychiatrie met lekker veel groen, en lichte bewonerskamers aan de kant van de Petrus Campersingel. Maar ik zie op de projectwebsite van architecten Atelier PRO en Vakwerk ook toekomstbeelden met rondom dit enorme nieuwe complex verontrustende, mistige, witte bouwvolumes.

Wat wordt er eigenlijk nog meer gesloopt om dit enorme volume plek te geven? Het Triadegebouw en het zusterhuis toch niet? Ik snap de tekening niet en google verder. Op Twitter zie ik een tweet van Peter Michiel Schaap van GRAS, die zich ook zorgen maakt. Zet ‘m op Peter Michiel, jij kent de regels en de mensen, doe je best en zorg dat wat meer mensen mee gaan kijken naar wat het UMCG van plan is!

ZIEKENHUISBOUWMEESTER

Je kunt niet alles behouden, ik weet het. En dingen kunnen ook beter en mooier worden. Het UMCG heeft een prachtig nieuw protonentherapiecentrum gebouwd. Van veraf is het goed en van heel dichtbij ook. De metersdikke muren lijken wat afwerking betreft een link te hebben met het oude radiotherapiegebouw dat ondanks zijn gesloten gevel ook al zo mooi was. Dat kwam door de grindbeton-afwerking. Dit oude gebouw zal ook wel gesloopt worden ten behoeve van het nieuwe psychiatrisch centrum. Is er al gekeken naar hergebruik van het beton?

Eigenlijk zou er een ziekenhuisbouwmeester aangesteld moeten worden zolang er gesloopt en gebouwd wordt. Waarschijnlijk wordt dat dan een permanente functie, want dit proces gaat altijd door. Geef deze bouwmeester dan ook meteen twee collega’s: een parkmeester en een terreinmeester.

De parkmeester zou een linksig typ moeten zijn, iemand die scherp in de gaten houdt of er niet wat méér bomen en bosjes behouden kunnen worden als er nieuw gebouwd wordt. En of er wel voldoende nieuwe aanplant ingetekend wordt op plaatsen waar dat groen ook echt groot kan groeien.

De terreinmeester kan letten op wegwijzers, lantaarnpalen, bestrating en obstakels. Als rolstoeler word je nu al ruim een half jaar gemaand over te steken omdat de stoep ophoudt, en dan door het zand verder te rollen. Dat de stoep ophoudt is niet goed, dat een bord aan moet geven waar je langs moet is niet goed, en dat je dan een bouwput inrolt zorgt voor extra druk op de afdeling spoedeisende hulp.

En zo staan prachtige vintage bolletjes-straatlantaarns her en der eenzaam te zijn, terwijl ze op een andere plek samen zouden kunnen shinen. En heet de coronapolikliniek door het ontbreken van taalgevoel ‘corona polikliniek’. Iets meer budget voor de afdeling terreinonderhoud zou ook al veel kunnen doen. Dan zou er tijd zijn om te bedenken dat het in mooie letters op de grond schilderen van het woord ‘voorzichtig’ meer mensen voorzichtig laat afdalen in de fenomenale Le Corbusier-achtige fietsenstalling-entree dan het plaatsen van meerdere bordjes op een paal hoog in de lucht.

Of organiseer terreinschouwen, met bijvoorbeeld mensen van GRAS, Libau, buurtbewoners of de bestuurders van de transportkarretjes. Iemand met wieltjes, een hovenier, een grafisch vormgever, een kind, een stedenbouwkundige of een wijsneus als ik. Want het terrein blijft in ontwikkeling, daarbij moet je heel goed blijven kijken en je best doen om het prettig te houden voor patiënten en medewerkers.

Wie mijn vorige stuk ook gelezen heeft, merkte mogelijk al dat er veel tijd tussen mijn eerste wandeling en deze tweede zit. Dat komt doordat ik een stuk sneller plaatjes schiet dan ik schrijf.

Daarom ga ik het mijn volgende wandeling anders doen. Ik ga andere mensen laten schrijven. Of ik ga over op alleen bijschriften. Want in dit tempo duurt het jaren voordat ik de stad een beetje teruggewonnen heb – en kan ik daarna meteen opnieuw beginnen in mijn oude buurtje en op het UMCG-terrein.

Voor mijn volgende tocht steek ik de Petrus Campersingel over en ga ik de Oosterparkwijk in. Daar zoek ik de huizen op waar mijn familie woonde (spoiler: die zijn er allemaal nog, dus geen sentimenteel gedoe!) en stop ik de Architectuurgids Oosterparkwijk in m’n tas.

Wil je mee? Koop alvast deze gids, er staan goeie foto’s van fotografiestudenten in. Of loop gewoon mee zonder je in te lezen. Maar pas op: de kans bestaat dat je moet schrijven.