Prijswinnend onderzoek

Vergankelijkheid en toekomstperspectief in Noordpolderzijl

Op pad met landschapsarchitect Lieke Jildou de Jong

Tekst:
Beeld:
Leestijd: .

Landschapsarchitect Lieke Jildou de Jong won in 2022 de Archiprix met haar afstudeeronderzoek. Door historische elementen terug te brengen, kan het landschap van Noord-Groningen zijn weerbaarheid en diversiteit terugkrijgen, stelt ze. Bente van Leeuwen ging met De Jong op pad door het gebied dat ze onderzocht: Noordpolderzijl. ‘Als je niet kijkt naar welke effecten alle kleine onderdelen op elkaar hebben, mis je het grotere plaatje en maak je fouten.’

Met beide handen stevig aan het stuur rij ik steeds verder naar het noorden. De wind probeert me van de weg te duwen, maar als ik flink gas geef wint mijn mensgemaakte kracht het. Op veel plekken aan de Waddenkust ben ik weleens geweest, maar dit is mijn eerste bezoek aan Noordpolderzijl. Ik heb er zin in.

Het is eind februari als landschapsarchitect Lieke Jildou de Jong en ik elkaar ontmoeten bij ’t Zielhoes, het enige café in de buurt. Omdat het een maandag buiten het toeristenseizoen is, is het café dicht. Ons gesprek beginnen met een kop koffie zit er niet in. Dan maar meteen de dijk op.

Eenmaal boven moeten we moeite doen elkaar te verstaan. Niet handig voor een eerste ontmoeting, maar de windstoten maken het landschap extra indrukwekkend. Door de grote leegte om me heen en de kracht van de wind die mijn haren alle kanten op doet wapperen, voel ik me klein.

De natuur is groots. Daardoor kan ik me in het begin lastig op ons gesprek concentreren. De Jong lijkt hier minder last van te hebben. Zij is dit landschap inmiddels gewend, nadat ze er jaren onderzoek gedaan heeft. Met een onverstoorde glimlach wijst ze me de overblijfselen van de cultivering die haar zo boeien. ‘Je ziet daar in de verte nog de rijsdammen liggen die gebruikt werden voor het indijken van het landschap.’

Ze legt uit hoe mensen hier stukjes van de Waddenzee afsnoepten en wijst me waar dat gebeurde. Het is direct duidelijk dat ze dit landschap door en door begrijpt. En laat dat nou ook precies zijn waarom ze met haar onderzoek uit 2020 zulke hoge ogen gooide: ze weet het kleinste niveau en het grootste overzichtsplaatje met elkaar te verbinden en zo op integrale wijze oplossingen te bieden voor problemen van het hedendaagse productielandschap.  

Zoetwatererf, ingericht met paden en waterkunstwerken die opgebouwd zijn uit gebakken grond (bakstenen), gewonnen op de locatie zelf // Beeld: Lieke Jildou de Jong

Kettingreactie

De Jong begon haar carrière als productdesigner. Daar ontwikkelde ze vaardigheid van inzoomen op het kleinste detailniveau. ‘Op den duur kwam ik erachter dat ik meer geïnteresseerd was in het effect van de keuzes die we op dat niveau maken dan in de details zelf. Neem zoiets als het wegdek. Op een zandweg kun je niet fietsen, op asfalt wel. De keuzes die we maken, het materiaal dat we kiezen en hoe we dat gebruiken – het heeft een enorme invloed op de inrichting van de maatschappij.’

Vanuit dat besef wilde ze breder denken. Met dit uitgangspunt begon ze aan de master Landschapsarchitectuur aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam. ‘Ik heb gekozen voor de studie waarbij je op de grootste schaal mag nadenken. Over systemen als geheel. De netwerken van water, van ecologie: alles staat met elkaar in verbinding. Het is een kettingreactie.’

‘Het lijkt soms overzichtelijker om onderdelen uit te lichten, maar dat is niet hoe de realiteit werkt. In de echte wereld haakt alles in elkaar’

Dat ze in staat is om op die grote schaal na te denken, heeft ze inmiddels bewezen. In haar prijswinnende afstudeeronderzoek presenteert ze een volledige herinrichting van het landschapssysteem in Noord-Groningen. Voor De Jong is dat een goede manier om een opgave aan te pakken. ‘Ik denk dat het belangrijk is om zo te ontwerpen. Want hoewel het soms overzichtelijker lijkt om een onderdeel uit te lichten, is dat niet hoe de realiteit werkt. In de echte wereld haakt alles in elkaar. ‘Als je niet kijkt naar welke effecten alle kleine onderdelen op elkaar hebben, mis je het grotere plaatje en maak je fouten.’ 

Met zo’n allesomvattende werkwijze bestaat de kans dat je een aspect vergeet. ‘Ik heb waarschijnlijk allerlei dingen gemist,’ erkent De Jong, ‘maar dat hoeft geen probleem te zijn. Vermoedelijk weten we op dit moment ook niet wat we verkeerd doen. Om te kunnen corrigeren moeten we het landschap inrichten met meer flexibiliteit.’

Een manier om dat te doen, is door meer gebruik te maken van natuurlijk processen. ‘Als je een tomaat wilt kweken, kun je in een kas alles zo instellen dat het de perfecte nagebootste leefomgeving voor die tomaat is. Maar als één ding misgaat, valt het hele systeem uit elkaar. In de natuur is dat anders, daar ligt gewoon een ander herstelsysteem te wachten.’ Met het herstel van natuurlijke processen als startpunt, kunnen we toewerken naar een weerbaar en functioneel landschap.

Beeld: Peter de Kan

Het beschermen waard

In Amsterdam studerend koos De Jong ervoor zich te richten op het Noorden. Ze groeide op in Woudbloem, een dorpje ten oosten van Groningen-stad, en wilde dat haar onderzoek zin zou hebben voor de provincie waar ze vandaan komt. Dat het zou bijdragen aan een tastbaar probleem. Haar eerste ingeving was zich te richten op de aardbevingsproblematiek. ‘Ik begon rond te rijden in het gebied, om inspiratie op te doen. Uiteindelijk kwam ik erachter dat het probleem nog fundamenteler is dan brekende gebouwen. 

Vanuit het Westen lijkt het Noorden soms een wingewest. Het wordt hier makkelijk vol wind- en zonneparken gezet, gas werd decennia genadeloos uit de grond getrokken en de Eemshaven rukt op. ‘De kwaliteiten van dit gebied worden soms ondermijnd’, zegt De Jong. En als de kwaliteiten van een plek niet op waarde worden geschat, worden ze ook niet goed beschermd. Dat was een mooi startpunt voor haar onderzoek: ‘Ik wilde graag de waarde aantonen die in dit gebied aanwezig is.’

Ze kijkt om zich heen. ‘Ik hou heel erg van dit landschap. Het geeft energie.’ Na zeventien jaar weggeweest te zijn, woont ze nu weer in de provincie, in Houwerzijl: ‘Als ik dit gebied wil onderzoeken, moet ik er zelf ook zijn.’ En hoewel ze houdt van de ruimtelijkheid, twijfelt ze aan de functionaliteit van het landschap. Ze ziet overal elementen die geoptimaliseerd kunnen worden. De kenmerkende openheid van het Noord-Groninger landschap, bijvoorbeeld. ‘Misschien is hier nu wel te veel leegte’, vraagt ze zich hardop af.

Nieuwe erven brengen de historische structuur van het landschap terug, met de afwisseling van akkers en erven // Beeld: Lieke Jildou de Jong

‘Hoe meer je over een landschap weet, hoe meer je beeld ervan verandert’, zegt De Jong. Dat geldt ook voor het gebied waar we nu doorheen lopen. ‘Toen ik hier een paar jaar geleden voor het eerst kwam, vond ik het misschien nog wel mooier dan ik het nu vind. Intussen zie ik ook wat ik mis: plekken voor dieren om te schuilen en overwinteren, bijvoorbeeld.’

Dat gemis bracht haar bij een concreet doel: ‘Het landschap veranderen zonder het aan te tasten. Geen littekens veroorzaken in het gebied waar ik zo van hou, maar het wel weer toekomstbestendig maken. Versterken wat er ooit was.’ Dat levert een spanningsveld op. Want hoe vergroot je de functionaliteit, maar behoud je het karakter van het landschap?

We lopen langs een paar kale bomen. Dit is een plek met een verhaal. De Jong: ‘Toen ik door het gebied rondreed, stuitte ik op een aantal leegstaande, vervallen boerderijen. Waaronder deze in de Noordpolder. Die plek intrigeerde me, het werd een grote inspiratie voor mijn onderzoek. Telkens weer legde ik het vast, ik was benieuwd wat ermee zou gebeuren.’ Op een grauwe dag stond er iets ondenkbaars in de lokale krant: de boerderij was in vlammen opgegaan.

Weer een landschapselement minder. En dat is zonde, want juist die landschapselementen maken deze omgeving zo speciaal: ‘Dit is een bijzondere polder, ook omdat er nog relatief veel bewoning is. Je ziet hier de aftakeling, de vergankelijkheid van het landschap.’

Foto: Peter de Kan

Vruchtbaar landschap met onderhuidse problemen

Om dat specifieke karakter kozen we er vandaag voor om hierheen te gaan, maar het onderzoek van De Jong beslaat alle Waddenkustpolders. Het belangrijkste onderdeel daarvan is de terugkomst van boerenerven. Want die verdwijnen langzaam maar zeker uit het landschap. Als ontwerper ga je niet zomaar met een onderwerp aan de slag, benadrukt ze. ‘Ik had eerst een probleem op te lossen. In mijn onderzoek stel ik dat dit gebied het bewaren waard is, maar om dat geloofwaardig te kunnen doen moest ik eerst bepalen wat precies de waarde van dit landschap is.’

Je hoeft geen expert te zijn om te kunnen zien dat dit een vruchtbaar landschap is. De klei ligt als klodders dikke verf op het veld

Naast de overduidelijke esthetische kwaliteit van dit gebied zijn ook ‘hardere’, meer op cijfers te zetten redenen om dit landschap te beschermen. De belangrijkste: de bodem. Het gebied ontstond door landaanslibbing, daardoor bestaat de bodem voor een groot deel uit klei: buitengewoon vruchtbaar en dus goed voor de landbouw. De kustpolders zijn daarom een belangrijk voedsellandschap. Samen zijn de noordelijke kleipolders een van de grootste mondiale pootaardappelproducenten, om maar eens iets te noemen. ‘Als ik naar Nederland als geheel kijk, is dit een strategische plek’, zegt De Jong. ‘Die moeten we bewaren. En niet alleen voor de mens.’

Je hoeft geen expert te zijn om te kunnen zien dat dit een vruchtbaar landschap is. De klei ligt als klodders dikke verf op het veld. Kieviten maken er dankbaar gebruik van, zie ik in de verte. Maar onder de klei heeft de bodem last van onzichtbare problemen, zoals verdichting en verzilting. Grote landbouwmachines drukken de aarde steeds meer op elkaar, waardoor regenwater niet naar de bodem zakt. Door de verzilting, veroorzaakt door ondergronds zeewater, is zoet water in de bodem juist hard nodig. Het moet tegendruk geven aan het zoute water. Ook is door de schaalvergroting in de landbouw steeds minder ruimte voor natuur op de akkers. ‘Al die dingen dragen bij aan een landschap dat niet meer werkt’, concludeert De Jong.

De boeren in het gebied maakt ze geen verwijten. ‘Belangen ontwikkelen zich en kantelen soms een verkeerde kant op. Dat is ook de tijdgeest.’ Desondanks kunnen we met zich ontwikkelende kennis iets aan de bestaande situatie veranderen. Dat besef is er steeds meer. De Jong sprak voor haar onderzoek met boeren en experts van natuurorganisaties, iedereen vertelde haar hetzelfde: we moeten van een maximum naar een optimum.

Hoewel ze aan haar onderzoek begon met het uitgangspunt een positieve bijdrage in het aardbevingsgebied te willen leveren, kwam er na steeds verder in- en uitzoomen een meer fundamentele opgave uit: de bodem weer gezond maken. Dat kan bijvoorbeeld door geen pesticiden te gebruiken en in plaats daarvan natuurlijke bestrijders terug in het ecosysteem te brengen: dieren, met name vogels en insecten. En omdat die ergens moeten overwinteren, kwam De Jong op het idee de erven terug in het landschap te brengen.

Doorsnede: zoetwatererf of lichte zavel. Bovengronds overwinteren natuurlijke plaagbestrijders in boomsingels en struiken, waar vogels foerageren. Het water wordt vanuit de omgeving opgepompt en verzameld in de centrale put. Ondergronds wordt het water verspreid door de zandrijk onderlaag, dit vormt de zoetwaterlens // Beeld: Lieke Jildou de Jong

Zoetwaterervensysteem: bovengronds zorgen akkers voor een goed infiltrerende bodem en voldoende organische materiaal toevoer via gewassen. Het netwerk van zoetwatererven verzamelt het water, dit zorgt voor een zoetwaterlens die tegendruk geeft aan de verzilte ondergrond van de voormalige zeebodem. De beplanting van de erven en akkerranden stimuleert de vestiging van natuurlijke plaagbestrijders // Beeld: Lieke Jildou de Jong

Zoetwatererven

Erven zijn al eeuwen onderdeel van het Noord-Groningse landschap. Ze hebben een grote ecologische waarde. Zo zijn bomensingels en heggen van groot belang voor vogels en insecten. ‘Akkers zijn continu in beweging, daar is steeds weer een plan voor. Erven staan juist stil. Daarmee zijn het permanente plekken voor biodiversiteit.’

Het erf dat De Jong in haar onderzoek voorstelt is niet zomaar een boerenerf. Sterker nog, het is onbewoond en niet toegankelijk voor mensen. Zo kunnen ook de meest schuwe dieren en kwetsbare planten er onderdak vinden. De erven zijn bedoeld voor het vergroten van de biodiversiteit, wat ook de mens ten goede komt: als er meer natuurlijke plaagbestrijders zijn, hoeven we minder of zelfs geen pesticiden te gebruiken.

De zoetwatererven zijn groen, waterrijk en ingericht voor de overwintering van verschillende diersoorten en insecten. Een paar erven vormen een uitzondering en zijn wel toegankelijk voor mensen, met het oog op de verspreiding van kennis over het gebied en het ervensysteem. Hiermee hoopt De Jong cultuurhistorische waarde aan het gebied toe te voegen en toerisme te stimuleren.

Bovengronds vormen de erven een biodiversiteitsnetwerk, ondergronds een zoetwaternetwerk. Zo hebben ze een dubbele functie. Om de erven regenwater vast te laten houden, ontwierp De Jong drie typen systemen, afgestemd op de verschillende bodemsoorten. Bij piekbuien slaan de erven water op, zo spelen ze ook aan de oppervlakte een rol. Maar het belangrijkste gebeurt dieper in de bodem.

In de klei, naast verse hertensporen, tekent De Jong met een schepje hoe de verschillende lagen in dit landschap ontstonden. ‘Water stroomde vanuit de zee via een watergeul tussen twee rijsdammen het landschap in. Daar spoelde het richting de binnendijk aan. Zandkorrels zijn zwaarder dan kleideeltjes en zakken daardoor eerder. Dus hoe dichter je bij de binnendijk bent, hoe kleirijker de bodem. En hoe meer je richting de zee gaat, hoe zanderiger. Ons hele kustlandschap is op deze manier opgebouwd.’ Ze steekt haar schepje in de grond. Ik voel, en inderdaad: het kleeft aan mijn vingers. Nog iets vaster en ik zou er een poppetje van kunnen boetseren. ‘Op de terugweg zal ik je het verschil laten voelen’, belooft ze.

De belangrijkste bodemsoort voor het opslaan van zoet water is niet deze binnendijkse klei, maar juist de zandrijke zavelgrond meer richting de zeedijk. Als je de relatief dunne kleilaag afgraaft, creëer je een zandrijke put waar zoet water diep in de bodem kan infiltreren. Doe je dit op voldoende plekken, dan ontstaat een zoetwaterlens – mits het waterpeil hoog genoeg is. Dat peil wordt nu kunstmatig laag gehouden zodat zware machines het akkerland kunnen bewerken. Maar ook daar heeft De Jong al een oplossing voor: het gebruik van lichtgewicht-robots.

Foto: Peter de Kan

Hoe worden plannen werkelijkheid? 

Bij het ontwerp van de zoetwatererven liet De Jong zich inspireren door de traditionele erven en borgtuinen van het Hogeland. Zo hoopt ze met haar onderzoek niet alleen ecologisch, maar ook cultuurhistorisch waarde toe te voegen. Haar inzet werd gewaardeerd en beloond: in 2022 won ze de Archiprix. Maar verandert haar onderzoek ook daadwerkelijk iets? 

Hoe mooi de plannen ook zijn, de uitvoering ervan is nog mijlenver weg. Er zijn meerdere erven nodig om het systeem te laten werken, alleen dan is de dichtheid van het boven- en ondergrondse netwerk groot genoeg om zoden aan de dijk te zetten. En dus heb je meerdere boeren nodig die meewerken, of een partij als de provincie die stukken grond opkoopt en het op die manier verwezenlijkt. Niet zo makkelijk dus.

‘Ik vind het jammer dat de provincie geen oog heeft voor dit soort projecten. Waarom zijn ze niet veel proactiever met deze thematiek bezig?’

‘Ik heb mijn onderzoek ook naar de provincie Groningen gestuurd, maar daar heb ik geen reactie op gekregen’, zegt De Jong. ‘Ik vind het wel jammer dat ze daar geen oog hebben voor dit soort projecten. Waarom zijn ze niet veel proactiever met deze thematiek bezig?’

We wandelen verder en betreden een stuk grond. Een bordje met ‘eigen weg’ erop herinnert ons eraan dat dit vroeger een erf was. Nu is er nog weinig van over. ‘Het is een desolaat landschap’, merkt De Jong op. ‘Dat vind ik tegelijkertijd erg mooi, maar de hagen en boomsingels had ik met de kennis van nu in mijn ontwerp nog verder kunnen doorzetten. Toch wilde ik graag de open ruimte behouden, die heeft ook waarde. Maar intussen ben ik me nog meer bewust van het belang van het netwerk van de natuur. Dat mag nog veel fijnmaziger zijn.’

Hoewel het niet haar doel is om precies dit plan tot uitvoering te brengen, zit De Jong niet stil. Ze richtte haar eigen ontwerpbureau op, Landscape Collected, en blijft zich inzetten voor dit gebied. Stukje bij beetje wil ze het polderlandschap mooier en functioneler te maken. Maar hoe precies, dat is nog lastig. ‘Ik ben heel benieuwd naar de reden waarom het niet lukt. Hoe heeft beleid en regelgeving het landschap beïnvloed, hoe zit die wisselwerking in elkaar? Hoe autonoom kunnen boeren nog handelen?’ 

Plattegrond van zoetwatererven, de vormentaal is gebaseerd op de traditionele boerenerven: omringd door een gracht, boomsingel en open binnenruimte. De natuurerven sluiten aan bij de cultuurhistorische verkaveling van het landschap, waarmee het ritme van het agrarische cultuurlandschap versterkt wordt // Beeld: Lieke Jildou de Jong

Onlangs kreeg De Jong een subsidie van de Stichting NHBos, die de landschapsarchitectuur stimuleert. Daardoor kan ze de tussenstappen van plan naar realiteit nu onderzoeken. ‘Dat is wel echt te gek.’

Op de terugweg naar ’t Zielhoes, vlak achter de zeedijk, graaft ze wederom met haar schepje een stuk grond voor me op. We zijn slechts een paar honderd meter verwijderd van de plek waar ze me de kleirijke bodem liet voelen. En inderdaad: dit kleeft een stuk minder. Een zanderig laagje blijft op mijn vingers achter.

Toen ik hier vanmiddag aankwam, was ik overweldigd door de leegte. Dat ben ik nog, maar wonderlijk genoeg lijkt het landschap voller nu ik de blik van Lieke Jildou de Jong even heb mogen volgen. Eerst zag ik kluiten klei, nu zie ik de mogelijkheid om de natuurlijke eigenschappen van dit gebied te benutten om dit landschap opnieuw weerbaar te maken. 

En waar ik net alleen een paar bomen zag staan, kan ik me nu inbeelden dat daar ooit een boerenerf was. Met een extra schepje fantasie stel ik me voor hoe een zoetwatererf uit de as van de afgebrande boerderij herrijst. De Jong heeft me zowel een blik in het verleden als op de toekomst gegeven.    

Een man zet zijn auto stil langs de weg, hij lijkt ons iets te willen vragen. Maar het blijkt niet meer dan een opmerking te zijn, van iemand die zich net als ik weggeblazen voelt door dit landschap: ‘Wat waait het, hè? Geniet ervan.’ Zo simpel kan het zijn.