Waar is Pluk als je hem nodig hebt?
De waarde van goede sociale woningbouw
Architect Marnix van der Scheer keek naar een Tegenlicht-uitzending rondom de zoektocht naar betaalbare, goede woningen. Hij zag mooie oplossingen, maar zag ook hoe zijn vak haast volledig over het hoofd gezien werd. Is kwantiteit belangrijker dan kwaliteit? En nemen we de komende jaren genoegen met een voldoende of kan het ook anders?
Ik zit op de bank in het huis waar ik achttien jaar geleden zelf aan mee-ontworpen heb. ‘Oh wauw, jij woont in een zelfontworpen huis?’, is regelmatig de positief verraste reactie. ‘Mwa… het is wel wat meer gestandaardiseerd dan we hadden gewild’, antwoord ik meestal.
En dat is ook zo. Mijn toenmalige baas mieterde dit plan eens letterlijk voor de ogen van de ontwikkelaar in de prullenbak, nadat deze alle jus eruit geknepen had en de plattegronden omgezet waren naar het standaard entreetje-trapje-pleetje-niveau. Toch werd het plan gewijzigd en kochten wij er uiteindelijk een woning. De plek stond ons aan en er zat een mooie samenhang in de wijk. We waren bovenal blij met de kans op een eigen huis.
In dit huis kregen we kinderen. Zelf ben ik van de generatie die opgroeide met Pluk van de Petteflet, waaruit mijn ouders me voorlazen. Over de Parkmeester bijvoorbeeld, die plannen had voor de Torteltuin. Het ondoordringbare bosje vol dierenleven wilde hij omtoveren in een tegelplein met parkeerplaatsen, een grindpaadje en twee bankjes. En over hoe hij Pluk uitlachte toen deze opkwam voor het belang van de dieren.
Toch wist Pluk de plannen van de Parkmeester om te buigen tot een prachtig leefgebied voor mens én dier. Door slim gebruik te maken van de kwaliteiten van alle dieren in het bos. Fantastisch vond ik het.
Woonpioniers
Terug naar het nu. Ik zit op de bank en kijk naar de Tegenlicht-aflevering ‘Wonen buiten de box’. Daarin klinkt de noodkreet van jonge woningzoekenden die nergens een huis kunnen vinden omdat vastgoed gouden handel geworden is. Er wordt gepleit voor betaalbare, goede woningen en gezocht naar het antwoord op de vraag hoe die huizen tot stand moeten komen.
Dappere voorbeelden van woonpioniers die zelf zijn gaan bouwen, komen voorbij. Ik zie een hoop bouwkundig geklungel, maar ze nemen het voor lief. Ze bouwen tenminste aan hun eigen woning. En al doende raak je vergroeid met het huis en verankerd op een plek.
De kans om een gebouw te verankeren op een plek is niet meer de kern, maar een sausje voor erbij
Prachtige initiatieven komen langs; van co-creaties, slimme combinaties van huur die overgaat in koop tot zelfbouwwoningen in leegstaande overheidspanden. Alles bedoeld om de instap voor starters mogelijk te maken en hun leven niet op slot te zetten.
Architectonisch werd ik het meest betoverd door het plan van M3H architecten. Zij vernieuwden aan de Tugelaweg in Amsterdam twee bouwblokken met een mix van sociale huur-, markthuur- en koopwoningen. Ik kende het plan, maar word opnieuw verliefd. Wat een buitengewone aandacht voor detail! Het is ook jaloersmakend goed uitgevoerd.
Fabriekswoningen uit de nieuwe wereld
Even later kijken we naar een in aanbouw zijnde fabriek waar straks 4000 woningen per jaar van de band rollen. Standaardisatie en produceren is inderdaad ook een antwoord op de woningnood. Corporatiewoning of gemiddeld dure huurwoning, in rijtjes van vijf of rijtjes van acht. Met een plattegrond die vanuit de analyse van tweehonderd projecten voor 80 procent van de klanten voldoende is, vertelt de CEO van het bouwbedrijf.
‘Voldoende…’ Is dat het ambitieniveau? Moet je inzetten op een zesje?
Op de vraag of hij zich trots voelt als hij op de proeftuin op het Suikerterrein in Groningen rondloopt, is de CEO duidelijk: ‘Ja, dit is gaaf. Dat voelen jullie toch ook wel een beetje? Dit kan normaal niet. Dit is de nieuwe wereld, maar dan echt tastbaar.’
Ik schuif onrustig heen en weer op de bank. Doelt hij nu op de bouwsnelheid, de kwaliteit van de buurt of de architectuur, de woningtypologieën of de diversiteit aan mogelijke materialen? Een stemmig vioolconcert begeleidt de beelden van het testgebied.
Eenmaal in de ‘controlekamer’ van de toekomstige woningfabriek zien we de slimme woning digitaal. ‘Deze woning is volledig uitgeëngineerd', vertelt de CEO. 'We hebben er een toolbox voor bedacht waarmee we de woning kunnen aankleden met add-ons, met architectuur, wat gevraagd wordt in Nederland. Dus het is niet meer ‘maken, ontwerpen’, het is ‘configureren’.’
Architectuur als add-on? Een uitbreidingsmogelijkheid, een toevoeging? De kans om iets te verankeren op een plek of aan te passen op het gebruik is niet meer de kern, maar een sausje voor erbij. En dát is die nieuwe wereld?
Beleid gericht op kwaliteit
Even voor de duidelijkheid: ik vind het oprecht indrukwekkend dat je een woningfabriek kunt maken waar jaarlijks met een minimale inzet van mankracht duizenden woningen uit rollen. Maar wordt de wereld daar beter van? Gaat de kwaliteit van wonen daarmee omhoog of hebben we dan straks vooral heel veel van hetzelfde?
Tegenlicht laat feilloos zien dat geen huis identiek wordt als je kopers of huurders zelf laat meedenken. Dat pleit tegen een aanpak van one size fits all, die voor 80 procent van de corporaties en beleggers blijkbaar zou moeten volstaan. Hoe kan het dat die aanpak dan toch gehanteerd wordt? Is het alleen een kwestie van geld?
Geen huis wordt identiek als je kopers of huurders zelf laat meedenken. Dat pleit tegen een aanpak van one size fits all
Door geld anders in te zetten, kunnen ook andere dingen bereikt worden. Kijk maar naar de maquette van de co-creatieclub die in de uitzending te zien is. De groep barst van de ideeën en hun plan lijkt ook nog eens goed voor mens, plant én dier.
Waar is Pluk als je hem nodig hebt? Dit schreeuwt om overheidsbeleid op het gebied van volkshuisvesting, gericht op échte kwaliteit. Je wilt projecten die in de kern kloppen, die woningen opleveren waar mensen graag wonen. Nederland volbouwen met eenheidsworst, dat is toch niet wat we willen? Die aanpak kies je hooguit bij gebrek aan een alternatief.
Zorgvuldig bouwen
Deze ochtend bekijk ik het project van M3H nog eens goed. Ik stuur het bureau een e-mail om ze te complimenteren met dit resultaat en spreek uit dat ik me ga inzetten voor een goed architectuurklimaat. Aansluitend plan ik een reisje naar Amsterdam om het project eens met eigen ogen te gaan bekijken.
Ik lees ook het artikel van GRAS nog even terug, waarin zes prachtige sociale woningbouwplannen te zien zijn. Het M3H-project is er een van. Stuk voor stuk prachtig gebouwde ‘paleizen voor de arbeider’ met vakmanschap gebouwd door klasse aannemers, als voorbeeld van ‘hoe het ook kan.’
Kijk maar eens goed hoe knap die plannen in elkaar steken. Dat is wat vakmensen samen kunnen bereiken. Samenwerken aan dromen in een wereld waarin opdrachtgevers ambitie hebben, de architect luistert en vertaalt en de bouwer z’n vakmanschap toont. Die bewoners zijn de koning te rijk!
Om te zorgen dat de geldstromen zo vloeien dat die wereld mogelijk wordt, is beleid nodig. Volkshuisvestingsbeleid zoals we dat kenden aan het begin van de 20ste eeuw. Dat wens ik ieder dorp en iedere stad toe. Door zorgvuldig te bouwen toon je dat iedereen die zorgvuldigheid verdient.
Dát is voor mij de nieuwe wereld.
Hederbeeld: Tugelaweg, Amsterdam - Foto: Allard van der Hoek