Publieke ruimte met perspectief

Tekst:
Leestijd: .

Het belang van hoogwaardige publieke ruimte in steden is actueler dan ooit. Tegelijkertijd is openbare ruimte waar mensen niet graag komen een verlies voor de stad. Op welke manier kan publieke ruimte het best functioneren? Hoe halen we het meest uit de plekken die we op dit moment hebben? Economisch geograaf Jorrit Albers neemt de stad Groningen onder de loep.

Ontmoetingen

Het aantal inwoners en bezoekers van binnensteden blijft stijgen, terwijl door de inbreidingen van het compacte-stad-beleid de ruimte afneemt. Hierdoor neemt de druk op de aanwezige openbare ruimte toe. Ruimte die er wel is, maar niet gebruikt wordt, is daarom een gemiste kans.

De diversiteit van mensen en activiteiten die zo bepalend is voor het stedelijk leven ontstaat pas wanneer verschillende soorten mensen elkaar zien of ontmoeten. Zo’n ‘ontmoeting’ is vaak een korte uitwisseling. Deze vluchtige contacten ­– of zelfs alleen maar de fysieke aanwezigheid van anderen – versterken het onderlinge vertrouwen en vergroten de sociale cohesie in een buurt of stad. 

Spontane ontmoetingen spelen zich voor het grootste gedeelte af in de openbare of publieke ruimte: de gemeenschappelijke fysieke buitenruimte, die voor iedereen toegankelijk is. Tot de publieke ruimte behoren straten, pleinen en de meeste plantsoenen en parken.

Hoewel ik het heb over ‘spontane’ ontmoetingen, bepaalt de inrichting van de openbare ruimte voor een groot deel of deze ontmoetingen worden gestimuleerd – en dus ook daadwerkelijk plaatsvinden. Het moet aantrekkelijk zijn om op een plek te komen en te verblijven. Immers: zonder mensen zijn er ook geen ontmoetingen.

Foto: GRAS

Mensgericht ontwerpen

Je kan dus stellen dat bepaalde plekken zich beter lenen voor verblijven, ontmoeten en menselijke dynamiek dan andere. De kern is: alleen het hebben van fysieke ruimte om elkaar te ontmoeten is niet genoeg.

Al decennialang leggen academici en organisaties zich toe op het onderzoeken van de ‘werking’ van de publieke ruimte; dit vormt de basis voor het mens- of gebruikersgericht ontwerpen.

Als je het hebt over het mensgericht ontwerpen van steden kun je niet om Jane Jacobs en haar boek The Death and Life of Great American Cities uit 1961 heen. Jacobs is een van de grondleggers van dit gedachtegoed. Haar boek was een kritiek op de naoorlogse modernistische stadsplanning, waarvan functiescheiding een basisonderdeel was.

De inrichting van de openbare ruimte bepaalt voor een groot deel of ontmoetingen worden gestimuleerd – en dus ook daadwerkelijk plaatsvinden

Jacobs pleitte voor functiemenging, om daarmee de diversiteit van het stedelijk leven te bevorderen. Daarbij zorgt een levendige ‘plint’ (de begane grond van gebouwen) ervoor dat een straat wordt gebruikt, en mensen zich veiliger voelen. Immers: overal waar mensen zijn, is een vorm van sociale controle.

Plekken met betekenis

Jacobs’ gedachtegoed is inmiddels oud nieuws. Toch gaat het op een hoop plekken nog niet goed. Lege pleinen, unheimische straten, grasveldjes in woonwijken waar niemand zich verantwoordelijk voor voelt.

Hoe ontstaan zulke plekken? Wat zorgt ervoor dat mensen zich er niet prettig voelen, en er daarom niet komen? En hoe krijgen deze plekken weer betekenis voor de stad?

Ontwerpers als Jan Gehl en organisaties als Projects for Public Spaces (PPS) omarmden het gedachtegoed van Jacobs. Ze gebruiken het om nieuwe plekken te ontwerpen of oude plekken weer te activeren. Toch worden er nog steeds veel plekken ontworpen die niet functioneren zoals ze ‘bedoeld zijn’.

De vraag rijst: wat kunnen wij doen om plekken die buitenspel staan nieuw leven in te blazen? En op welke plekken verblijven we nu zelf het liefst?

De komende tijd gaan we Groningse straten, pleinen, parken en speeltuinen belichten. Aan de hand van verhalen van bewoners en bezoekers, en de inzichten van onder andere Gehl en PPS, analyseren en recenseren we deze plekken. Op die manier zoeken we naar de betekenis die ze hebben – voor Groningers en voor hun stad.